Vertrouwen in decentralisaties sociaal domein iets gestegen

Het vertrouwen in de decentralisaties maatschappelijke ondersteuning, ouderenzorg en jeugdhulp neemt licht toe, maar bijna de helft van de Nederlanders is nog steeds sceptisch
20 april 2017 | & Leon Heuzels

Het vertrouwen in de decentralisaties maatschappelijke ondersteuning, ouderenzorg en jeugdhulp neemt licht toe, maar bijna de helft van de Nederlanders is nog steeds sceptisch. De waardering voor de jeugdhulp en die voor de sociale wijkteams is het afgelopen jaar afgenomen.

Vierde grootschalige meting naar ervaringen in het sociaal domein

Dit blijkt uit onderzoek van I&O Research, dat Binnenlands Bestuur vandaag publiceert.
I&O Research deed voor de vierde keer grootschalig onderzoek naar de beleving van het sociaal domein voor en na de decentralisaties Wmo, jeugdhulp en Participatiewet. De eerste keer gebeurde dat in december 2014; net voordat gemeenten verantwoordelijk werden voor de uitvoering van de Wmo 2015 en de Jeugdwet. Medio en december 2015 en december 2016 werd het onderzoek herhaald. Aan de laatste meting deden 10.839 Nederlanders mee, waarvan twee derde te maken had (zelf of in zijn omgeving) met problemen die gerelateerd zijn aan de Wmo en/of de Jeugdwet. Doel van het langlopende onderzoek is het in kaart brengen en in de tijd volgen van het effect van de decentralisaties op de waardering van de geboden zorg en ondersteuning. Ook het vertrouwen dat de decentralisaties op termijn betere zorg brengen wordt in het onderzoek meegenomen.

De belangrijkste uitkomsten:

  • waardering van kwaliteit zorg nog steeds lager dan niveau van 2014
  • jeugdzorg voor tweede jaar op rij lager gewaardeerd
  • zelfredzaamheid niet verder toegenomen
  • vertrouwen in decentralisaties neemt licht toe, maar meerderheid nog steeds sceptisch

Meeste mensen krijgen nog hulp, kwart zegt minder hulp te krijgen

Van alle Nederlanders kreeg 21 procent in 2016 professionele zorg naar aanleiding van een van de 16 voorgelegde situaties uit het sociaal domein. Dat is iets meer dan in 2015, toen 18 procent hulp kreeg. Over het geheel genomen krijgen meer mensen professionele hulp maar dit wordt veroorzaakt doordat ook meer mensen problemen ervaren (resp. 28% om 32%). Wanneer mensen problemen ervaren krijgt hetzelfde aandeel nog steeds hulp. Meer dan een kwart van hen (27%) zegt daarentegen wel minder hulp te hebben gekregen ten opzichte van de situatie voor de decentralisaties. Meer dan de helft (51%) zegt niet meer, maar ook niet minder hulp te hebben gekregen.

Waardering zorg in 2016 niet gestegen ten opzichte van 2015

Ten opzichte van december 2014 is er een daling van de waardering van de professionele hulp. In juni 2015 daalde deze naar een 7,3, om in december 2015 vervolgens weer te stijgen naar een 7,4. In 2016 is deze waardering stabiel gebleven.

Tabel 1 Belangrijkste parameters 0-,2- en 3-meting

Daling waardering jeugdzorg zet door in 2016

Situaties met ouderenzorg en Wmo-gerelateerde zorg worden net als in 2015 het beste gewaardeerd. In een enkele situatie is de ouderenzorg weer op het niveau van voor de decentralisaties. Overall werd Wmo-gerelateerde zorg net zo goed ontvangen als in 2015, met een 7,4 gemiddeld. Degenen die te maken krijgen met de Jeugdwet zijn minder positief. De waardering voor de jeugd gerelateerde zorg daalde van gemiddeld een 7,6 in 2014 naar een 7,2 in 2015, om vervolgens in 2016 verder te dalen naar een 7,0 in 2016.

Het laagst is de waardering – en hier zien we ook de grootste terugval – onder ouders die moeite hebben met de opvoeding van hun kind(eren) (van een 7,4 in 2014 naar een 6,6 in 2016), ouders van een kind met gedrags- of psychische problemen (van 7,6 naar 6,9) en ouders van een kind met een verstandelijke beperking (7,6 naar 7,0). Ook hulp en zorg bij financiële problemen kent nog steeds een grote terugval (van een 7,6 naar een 6,9), samen met de zorg voor een volwassene met een verstandelijke beperking (7,8 naar 7,2).

Tabel 2 Situaties met sterkste daling waardering kwaliteit zorg tussen 0- en 3-meting (basis: zelf hulp ontvangen)

Zelfredzaamheid iets gedaald

De zelfredzaamheid van mensen die een probleem of hulpvraag hebben is iets afgenomen, al is het percentage mensen dat zich zelf niet of minder zelfredzaam vindt (score < 6) nog steeds lager dan in 2014 en het gemiddelde cijfer hoger. De gemiddelde zelfredzaamheid ligt nu op een 7,2, een tiende lager dan in 2015. Het laagste is de zelfredzaamheid bij ouderen die in een verpleeg- of verzorgingshuis zijn gaan wonen, volwassenen met een verstandelijke beperking en ouderen die niet (goed) zelfstandig kunnen wonen.

Tabel 3 Situaties met lage zelfredzaamheid, 3-meting (basis: zelf hulp ontvangen)

Waardering sociale wijkteams licht gedaald

De hulp van de sociale wijkteams is nog een punt van aandacht. Het aantal mensen dat contact heeft gehad met een van de sociale wijkteams is stabiel gebleven. Van de mensen die hulp of zorg zochten naar aanleiding van een of meerdere situaties in het sociaal domein had bijna een op de tien (9%) daadwerkelijk contact met het sociale wijkteam van de gemeente. Van de mensen die professionele hulp krégen is dit 13 procent. Zij beoordelen de hulp die zij van het wijkteam/buurtteam kregen met een 6,6, dit was in 2015 een 6,7. Onvoldoendes worden met name gegeven omdat er weinig specialistische kennis in de teams aanwezig is en het lang duurt voor hulp geleverd wordt.

Vertrouwen in positief effect decentralisaties stijgt, meerderheid nog negatief

Per saldo was het aantal Nederlanders dat weinig vertrouwen heeft in de positieve opbrengsten van de decentralisaties ongeveer drie keer zo groot als het aandeel Nederlanders dat verbetering van de zorg verwacht als gevolg van de decentralisaties. In 2016 is dit verschil wederom gekrompen. Een op de vijf Nederlanders heeft er nu vertrouwen in dat zorg op termijn beter zal zijn dan daarvoor, tegenover respectievelijk 16 en 13 procent in de twee voorgaande jaren. Dit neemt niet weg dat 47 procent nog steeds denkt dat de decentralisaties niet voor verbeteringen in het sociaal domein zorgen.

De verwachtingen uitgesplitst naar drie gebieden in het sociaal domein: (1) jeugdhulp, (2) ouderenzorg en (3) werk en inkomen, heeft men het minste vertrouwen in de uitvoering van de ouderenzorg. Een op de drie verwacht de taken op het gebied van de ouderenzorg op termijn slechter zullen worden uitgevoerd. Bij jeugdhulp en werk en inkomen is dit een kwart.

Figuur 1 ‘Ik heb er vertrouwen in dat de hulp en zorg door de decentralisaties op termijn beter zal zijn dan daarvoor’

Verantwoording

I&O Research voerde de nulmeting uit in december 2014, de éénmeting in mei 2015 en de tweemeting in december 2015. Dit bericht heeft betrekking op de driemeting, uitgevoerd in december 2016. Het aantal deelnemers aan de nul-, één- en tweemeting bedraagt respectievelijk 9.055, 7.051 en 6.923 Nederlanders. Tijdens de driemeting namen 10.839 Nederlanders deel aan het onderzoek.

Het onderzoek is uitgevoerd in het I&O Research Panel. Het I&O Research Panel is geworven op basis van aselecte personen- en huishoudensteekproeven op traditionele manier (geen zelfaanmelding). De respondenten hebben geen financiële vergoeding gehad voor hun aanmelding voor het panel. Ook voor deelname aan dit onderzoek kregen respondenten geen vergoeding.

Wilt u het hele rapport ontvangen? 

Mail dan naar:  r.beerepoot@ioresearch.nl

Binnenlands Bestuur

Klik hier voor meer informatie over dit onderzoek op BinnenlandsBestuur.nl  

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Leon Heuzels

Onderzoeksadviseur

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.