De Europese Unie, burgers en lokale bestuurders: een verstandshuwelijk

In 1958 werd de Europese Economische Gemeenschap (EEG) opgericht, sinds 1992 is er sprake van een Europese Unie. Hoe ervaren Nederlandse burgers deze relatie eigenlijk na zovele jaren? Als een verstandshuwelijk. Zo blijkt uit het onderzoek ‘Mijn Europa?’ dat Ipsos I&O in opdracht van Binnenlands Bestuur uitvoerde. Burgers en lokale bestuurders zien het belang van de EU bij grensoverschrijdende problemen, willen niet scheiden, maar de liefde is ver te zoeken.
11 april 2024 | Maartje van de Koppel & Peter Kanne | #democratie #politiek #verkiezingen

Op 6 juni 2024 kunnen Nederlanders voor de tiende keer stemmen voor het Europees Parlement. In de aanloop naar de verkiezingen organiseert Binnenlands Bestuur op 11 april 2024 het online congres ‘Europese verkiezingen 2024: de impact voor decentrale overheden’. Ipsos I&O presenteert het onderzoek ‘Mijn Europa?’, over de visie van burgers en bestuurders op het belang van de Europese Unie.

Burgers en bestuurders zien dat de Europese Unie een belangrijke stempel drukt op het reilen en zeilen in Nederland. Burgers en lokale bestuurders zien dat grensoverschrijdende problemen als immigratie, klimaatverandering en internationale conflicten Europees aangepakt moeten worden. Maar men is niet erg tevreden over de manier waarop de Europese democratie werkt. Burgers hebben het idee dat niet hun belangen, maar vooral de belangen van grote bedrijven en (Europese) politici worden behartigd.

Ipsos I&O-onderzoeker Maartje van de Koppel presenteert het onderzoek op donderdag 11 april 2024 op het online congres ‘Europese verkiezingen 2024: de impact voor decentrale overheden’. Maartje zegt in Binnenlands Bestuur: “Er is nauwelijks steun voor een Nexit. Tegelijkertijd is het vertrouwen in de Unie laag. Burgers voelen zich niet gehoord door Brussel, en lokale bestuurders zijn het hiermee eens.”

‘Verstandshuwelijk’ met Europese Unie

Nederlandse burgers en lokale bestuurders zitten met de Europese Unie in een verstandshuwelijk. Bestuurders ervaren een grote impact van de EU op het lokaal bestuur in Nederland. Tegelijk is er weinig ‘liefde’ voor de EU: er leeft vrijwel geen ‘Europa-gevoel’ en de democratische vertegenwoordiging van burgers laat – in hun eigen ogen én die van bestuurders – te wensen over.

Europese Unie nodig voor grote, grensoverschrijdende vraagstukken

Immigratie, wonen en internationale onveiligheid zijn volgens burgers en bestuurders de grote vraagstukken van deze tijd (zie figuur 1). Het belang van deze thema’s is niet nieuw – ook ten tijde van de Europese Parlementsverkiezingen in 2019 stonden zij al bovenaan het prioriteitenlijstje van burgers – maar hun urgentie blijft fier overeind.

Van de meeste grote vraagstukken van deze tijd vinden burgers en lokale bestuurders dat de landelijke overheid ze moet aanpakken. De EU is er duidelijk voor grote, grensoverschrijdende vraagstukken, waaronder klimaat (72% van de burgers vindt dat EU dit als beste kan aanpakken, 76% van de bestuurders), internationale onveiligheid (70% en 71%) en immigratie (63% en 67%). Bovendien vinden burgers de EU nu vaker de aangewezen bestuurslaag om deze grensoverschrijdende thema’s aan te pakken dan vijf jaar geleden.

Grote impact EU-beleid op lokaal bestuur

De impact die de Europese Unie nu al heeft op het lokaal bestuur in Nederland is volgens de lokale bestuurders groot. De helft van de bestuurders (53%) ervaart grote gevolgen van EU-beleid voor de eigen gemeente, slechts één op acht (12%) ervaart geen grote gevolgen (28% neutraal, 6% weet niet). Hierbij gaat het bijvoorbeeld om beleid rondom immigratie, natuur en landbouw, maar ook bij aanbestedingen en subsidies.

Op de vraag ‘Ontvangt uw gemeente subsidies vanuit de Europese Unie?’ moet de helft van de lokale bestuurders het antwoord schuldig blijven (zie figuur 2). Een derde geeft aan dat hun gemeente subsidies ontvangt vanuit de EU. Dat zijn bijvoorbeeld subsidies voor plattelandsontwikkeling, infrastructuur- en landbouwprojecten of omtrent cultuur en asiel. Een op zes bestuurders (16%) meent dat de gemeente geen EU-subsidie krijgt.

De EU is nodig, maar het gaat niet van harte

Hoewel de EU dus zowel een belangrijke rol heeft en/of – op sommige vraagstukken – zou moeten hebben, is er noch onder burgers, noch onder bestuurders veel ‘liefde’ voor de Unie. Niet alleen wordt er weinig betrokkenheid bij Europa gevoeld, ook over de democratie en vertegenwoordiging van burgers in de Europese politiek is men veelal ontevreden.

Ontevredenheid over Europese democratie, vertegenwoordiging en integriteit

Over de manier waarop de democratie in de EU werkt zijn weinig Nederlandse burgers te spreken: bijna de helft (46%) geeft de Europese democratie een onvoldoende (gemiddeld cijfer op tienpuntschaal: 5,0). Bestuurders beoordelen dit minstens zo negatief (gemiddeld met een 4,8). De gemeentelijke democratie in Nederland wordt duidelijk beter gewaardeerd: burgers geven dit gemiddeld een 6,3, de provinciale democratie een 6,1. Bestuurders zijn vooral over de democratie in ‘hun’ bestuurslaag – de gemeente – positief (gemiddeld 7,1).

De lage waardering voor de Europese democratie is vooral te wijten aan een gebrek aan vertrouwen in de integriteit van bestuur van EU-lidstaten en de mogelijkheid voor burgers om actief deel te nemen aan de Europese politiek. Slechts een kwart van de burgers en bestuurders is hier tevreden over. Maar ook andere aspecten van de Europese democratie worden weinig gewaardeerd. Zo zegt slechts 54 procent van de burgers tevreden te zijn met het vrij en eerlijk verlopen van de Europese Parlementsverkiezingen (25% is ontevreden, 21% weet het niet). Bestuurders zijn hier over het algemeen positiever over dan burgers. Zo is 80 procent tevreden over het vrij en eerlijk verlopen van de Europees Parlementsverkiezingen.

‘EU is er voor grote bedrijven en (Europese) politici’

Burgers en bestuurders hebben het idee dat de EU met name opkomt voor grote bedrijven (burgers: 48%, bestuurders: 59%; zie figuur 4) en (Europese) politici (44% en 41%) en veel minder voor burgers. Burgers staan in hun eigen beleving pas op een derde plek: een kwart (24%) van de burgers denkt dat de EU voor hen opkomt. Onder bestuurders is dat circa een derde (36%).

Maar liefst de helft van de burgers (49%) is het eens met de stelling ‘mensen zoals ik hebben geen enkele invloed op de Europese politiek’ (19% is het hiermee oneens). Slechts 16 procent vindt dat de EU rekening houdt met de wensen van gewone burgers, ook onder bestuurders vindt slechts 20 procent dat.  

Weinig betrokkenheid bij Europese politiek

In dit licht is het wellicht weinig verrassend dat de betrokkenheid bij de Europese politiek laag is. De Europese Parlementsverkiezingen zijn traditioneel verkiezingen met de laagste opkomst in Nederland: in 2019 ging 42 procent naar de stembus. We zien nu geen indicatie dat die opkomst (veel) hoger zal zijn.

Burgers volgen de Europese politiek beduidend minder dan de landelijke: 43 procent doet dat ten minste ‘in grote lijnen’, landelijk is dat bijna driekwart. Maar het is wel vergelijkbaar met het volgen van de gemeentepolitiek (in 2022: 37% ten minste op hoofdlijnen).

Eén op acht voelt zich Europeaan

Als we vragen waar men zich vooral mee identificeert – de eigen woonplaats, regio, provincie, land, Europa of een ander gebied – zegt slechts 12 procent van de burgers zich ‘Europeaan’ te voelen (onder bestuurders is dat wat meer: 26%). Het merendeel identificeert zich met Nederland of de woonplaats.

Veel onbekendheid over EU

Het valt op dat relatief veel burgers geen mening hebben over de EU en haar functioneren. Zo zegt circa een kwart van de burgers verschillende aspecten van democratie in de EU niet te kunnen beoordelen (ze hebben er geen mening over). Ook weet een kwart niet of zij tevreden of ontevreden zijn met wat de instellingen van de EU de afgelopen jaren hebben gedaan – degenen die wel een mening hebben, zijn vaker niet (44%) dan wel (29%) tevreden. Zestien procent weet niet of het beleid van de EU grote invloed heeft op hun dagelijks leven (29% denkt van wel, 23% van niet).

Bestuurders zijn beter ingevoerd, bij hen zien we weinig dat zij geen mening over de EU hebben. Tegelijkertijd getuigt het grote aandeel bestuurders dat niet weet of de gemeente EU-subsidies ontvangt (51% weet dat niet) evenmin van veel betrokkenheid. 

Geen tijd voor een Nexit

Als zowel burgers als bestuurders weinig betrokken zijn bij of kritisch zijn op de EU, is het dan tijd om te vertrekken? Nee, voor een eventuele Nexit is weinig steun. Twee op drie burgers (67%) en acht op de tien bestuurders (79%) zeggen bij een eventueel referendum te gaan stemmen vóór Nederland in de EU.

Onderzoeksverantwoording

Dit onderzoek werd door Ipsos I&O uitgevoerd in opdracht van Binnenlands Bestuur en bestond uit twee enquêtes.

Bestuurders. Een enquête onder gemeenteraadsleden, wethouders en burgemeesters liep van 7 t/m 18 maart 2024. De vragenlijst is uitgestuurd door Binnenlands Bestuur (onder lokale bestuurders die BB ontvangen) en de Nederlandse Vereniging voor Raadsleden. In totaal werkten 251 bestuurders mee aan dit onderzoek.

Op de onderzoeksresultaten voor de gemeentelijk bestuurders is geen weging toegepast. De resultaten zijn daarmee niet extra gecorrigeerd op representativiteit. Wel deed een diverse groep bestuurders mee aan dit onderzoek: zowel kleine, middelgrote als grote gemeenten zijn vertegenwoordigd en uit alle provincies deden bestuurders mee.

Burgers. Een enquête onder het algemeen publiek liep in het I&O Research Panel, van 22 t/m 25 maart 2024. In totaal werkten 2.138 Nederlanders van 18 jaar en ouder mee aan dit onderzoek.

De onderzoeksresultaten voor het algemeen publiek zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in november 2023. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard (CBS). Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken. Bij onderzoek is er sprake van een betrouwbaarheidsinterval en onnauwkeurigheidsmarges. In dit onderzoek gaan we uit van een betrouwbaarheid van 95 procent. Bij een steekproef van n=2.000 en een uitkomst van 50 procent is er sprake van een foutmarge van plus of min 2,2 procent.

U vindt het gehele rapport hier.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Maartje van de Koppel

Onderzoeker

afbeelding

Peter Kanne

Senior onderzoeksadviseur

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.