Morele vragen bij rijksambtenaren vaak onvoldoende opgevolgd

Rijksambtenaren hebben behoefte aan een meer ontvankelijke cultuur voor morele vragen. Veel Rijksambtenaren vragen zich weleens af: is dit wel het goede om te doen? De ruimte om dit te bespreken én of er een bevredigend vervolg aan wordt gegeven, is in grote mate afhankelijk van het leiderschap, dat begint in de top van de organisatie. Als een Rijksambtenaar zijn of haar morele vraag al bespreekt met de leidinggevende, wordt er vaak geen of te weinig gehoor aan gegeven. Dit blijkt uit onderzoek van I&O Research in opdracht van het programma Dialoog en Ethiek (BZK). Gisteren is het rapport aan de Tweede Kamer aangeboden en presenteerden we de uitkomsten tijdens het congres van het programma Dialoog en Ethiek (BZK).
28 juni 2022 | Elise van der Mark & Charlotte van Miltenburg

I&O Research voerde dit onderzoek uit voor de Rijksoverheid – het Programma Dialoog en Ethiek – onder rijksambtenaren om de volgende vragen te beantwoorden: hebben ambtenaren wel eens morele vragen of twijfels? Zo ja, waar gaan deze twijfels over, brengen ze deze aan de orde en bij wie, en wat gebeurt daar vervolgens mee? Aan de indicatieve enquête werkten 315 ambtenaren mee, in het kwalitatieve onderzoek is gesproken met 14 rijksambtenaren, waarvan vier in een focusgroep.

Meer dan de helft heeft wel eens morele vragen

Ruim de helft van de ambtenaren die meededen aan de enquête maakte wel eens iets mee waarbij zij twijfelden of dit volgens hun geweten was, of waarbij zij zich afvroegen: is dit wel het goede om te doen? Een op zes zelfs vaak of regelmatig. Er zijn wat dit betreft nauwelijks verschillen tussen ambtenaren van ministeries of uitvoeringsorganisaties. Wel blijkt dat hoe langer men bij de Rijksoverheid werkt, hoe vaker ze morele vragen hebben.

Morele vragen kunnen worden geclusterd in vijf thema’s: De 5 O’s.

Morele vragen die ambtenaren hebben, kunnen we clusteren in vijf thema’s. Dilemma’s rondom beleidskeuzes en resultaten van beleid komen het meest voor.

  1. Ondoelmatig beleid. Een van de belangrijkste thema’s die naar voren komt in ons onderzoek is de morele verontwaardiging die respondenten ervaren bij ondoelmatig beleid. Dit gaat om besluiten en beleid dat niet de publieke zaak dient, waarbij de ‘bedoeling’ uit het oog wordt verloren en andere belangen overheersen.
  2. Ongewenst beleid. Morele twijfels ontstaan ook regelmatig als beleid niet past bij de eigen ideeën en politieke voorkeur van de ambtenaar. Respondenten zeggen zich ongemakkelijk te voelen bij het formuleren, implementeren of uitvoeren van beleid dat niet aansluit bij hun eigen overtuigingen.
  3. Onrechtvaardig beleid. Onrechtvaardig beleid komt op meerdere manieren terug in de situatieschetsen van de respondenten. Morele twijfels ontstaan wanneer burgers tussen wal en schip vallen, wanneer er discriminatie wordt vermoed achter besluiten en beleid, en wanneer eigen subjectiviteit een te grote rol speelt.
  4. Ondeugdelijke informatie. Morele twijfels rondom ondeugdelijke informatie en communicatie spelen op twee verschillende vlakken onder de respondenten. Enerzijds ontstaat er twijfel als ze merken dat ze zelf niet transparant kunnen/mogen zijn naar de burger toe. Anderzijds beschrijven ze morele verontwaardiging als ze bemerken dat andere ambtenaren of bewindspersonen niet transparant zijn, bewust dan wel onbewust.
  5. Ongewenst gedrag. Morele twijfels rondom ongewenst gedrag van anderen worden niet vaak genoemd, maar wanneer zij wel worden genoemd zijn deze ernstig te noemen.

Het delen en het vervolg kent een aantal ‘momenten van de waarheid’


De stappen die kunnen worden gezet vanaf het moment dat een ambtenaar een morele vraag heeft zijn te omschrijven aan de hand van een aantal ‘momenten van de waarheid’.
Het eerste moment is de keuze om de vraag of twijfel wel of niet te bespreken met een ander. Deze keuze wordt weloverwogen gemaakt. Uit de enquête blijkt dat – van degenen met morele twijfels – ruim negen op de tien ervoor kiezen deze twijfel te bespreken met iemand. Ook in de diepte-interviews krijgen we het beeld dat er meestal ten minste één persoon is om het mee te delen, dit is veelal (eerst) een collega-ambtenaar. Collega’s worden benaderd om het hart te luchten, om te sparren of om ervaringen van gelijkgestemden op te halen; de leidinggevende komt in beeld wanneer een ambtenaar ook graag een verandering zou willen zien.

Afdelingscultuur cruciaal voor wel of niet bespreken


De keuze om het wel of niet te bespreken met de leidinggevende – een volgend ‘moment van de waarheid’ – lijkt in sterke mate te maken te hebben met de cultuur die door de leidinggevende wordt neergezet. Een reflectieve houding van de leidinggevende zorgt voor een afdelingscultuur waar gesproken mag worden over twijfels. Bewerkstelligt de leidinggevende zo’n open cultuur niet, dan is de ruimte om over twijfels en dilemma’s te praten er ook niet.

Niet bespreken bijna altijd weloverwogen keuze ingegeven door zelfbehoud


De keuze om een morele vraag niet te bespreken heeft in bijna alle interviews te maken met zelfbehoud: het voorkomen van een (nieuwe) negatieve ervaring/ractie, het anticiperen op een negatieve reactie, of het behouden van werkplezier.

Hogerop bespreken leidt niet direct tot een verandering


Het volgende ‘moment van waarheid’ ligt veelal niet in de handen van de ambtenaar zelf, maar bij iemand hogerop. De leidinggevende fungeert namelijk vaak als ‘doorgeefluik’. Afhankelijk van de positie kan de leidinggevende de morele vraag of twijfel doorspelen naar een volgende hiërarchische laag of naar de staatssecretaris of minister. Er zijn ook situaties waarin de leidinggevende de morele vraag uit de weg gaat en zegt het niet ‘naar boven’ te kunnen of willen doorgeven. Dit komt soms voort uit een gevoel van machteloosheid bij de leidinggevende: regelmatig wordt de politiek aangehaald als dominante entiteit over het beleid. De berusting ‘het is nu eenmaal zo’ overheerst dan, soms óók wanneer de leidinggevende de mening van de ambtenaar deelt.

Het ‘in leven houden’ van het gesprek blijkt lastig


Het blijkt lastig om het gesprek over de morele vragen – nadat de kwestie is aangekaart – in leven te houden. Uit de enquête blijkt dat ambtenaren met morele vragen overwegend tevreden zijn over of en hoe ze dit kunnen melden, maar veel minder tevreden over de terugkoppeling. Drie op de tien zijn hier tevreden over, een derde oordeelt neutraal, één op zes is ontevreden en één op vijf zegt dat er niets werd gedaan met de vraag. Uit de diepte-interviews blijkt dat ambtenaren begrijpen (of accepteren) dat ze niet altijd de verandering teweeg kunnen brengen die er idealiter – in hun ogen – zou moeten komen. Maar het uitblijven van een bevredigend vervolg leidt tot frustratie, berusting of afhaakgedrag.

Overkoepelende behoeften


Ambtenaren in dit onderzoek geven aan behoefte te hebben aan een ontvankelijke cultuur voor morele vragen in de gehele organisatie. Het al dan niet ontstaan van een dergelijke ontvankelijke cultuur is afhankelijk van het leiderschap, dat begint in de top van de organisatie (minister, staatssecretaris, directeur-generaal, secretaris-generaal). Als dit gewaarborgd is, is er vaak ook ruimte voor het voeren van het gesprek met elkaar. Ook is er behoefte aan (meer) ruimte voor een formeel vastgelegde plek voor ethiek (o.a. een vast aanspreekpunt voor morele vraagstukken), maar ook ruimte om dit op een informele manier met elkaar te kunnen blijven bespreken. De combinatie van het formele en informele kan gaan fungeren als een vliegwiel.

Links


We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Elise van der Mark

Onderzoeksadviseur

afbeelding

Charlotte van Miltenburg

Senior onderzoeker

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.