Kwart Nederlanders heeft moeite met praten over psychische gezondheid

Om de ontwikkelingen rondom het taboe op psychische klachten en aandoeningen te onderzoeken ontwikkelde I&O Research een monitor, in opdracht van VWS. Hoe makkelijk praten Nederlanders over hun psychische gezondheid, klachten of aandoeningen? En hoe reageert hun omgeving daarop? De resultaten van de eerste meting zijn nu beschikbaar.
16 december 2021 | Roy van der Hoeve & Carolien Veldkamp | #gezondheid #zorg

Monitor taboe op psychische klachten en aandoeningen

Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn, en Sport (VWS) houdt zich bezig met het verminderen van het taboe dat rust op psychische klachten en aandoeningen. I&O Research ontwikkelde in opdracht van VWS een monitor om de ontwikkelingen onder adolescenten en volwassenen in Nederland rondom dit taboe te onderzoeken tussen 2021 en 2026. Onlangs is de eerste meting afgerond van deze monitor onder ruim 4.700 Nederlanders en zijn de resultaten gedeeld in een kamerbrief van Staatssecretaris Blokhuis (VWS) aan de Tweede Kamer (zie link onderin dit bericht).

Deel heeft moeite om psychische gezondheid te bespreken

Gemiddeld geven Nederlanders zichzelf een 6,5 als rapportcijfer voor het gemak om over hun psychische gezondheid te praten. Hier gaat het om het praten over wanneer het goed gaat met iemand, maar ook als het minder goed gaat zoals bij stress of zorgen. De grootste groep (39%) geeft een 6 of 7 en een iets kleiner deel (34%) een 8 of hoger. Als men praat over zijn/haar psychische gezondheid doen zij dit vooral met vrienden (81%) en voor een deel (circa twee derde) met hun familie zoals ouders of broers of zussen. Een kwart van de Nederlanders heeft moeite met praten over de eigen psychische gezondheid en beoordeelt dit met een onvoldoende. Met name adolescenten en Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond hebben moeite om dit te bespreken.

Normaal om te praten over je psychische gezondheid

Driekwart van de Nederlanders vindt praten over psychische klachten of aandoeningen normaal. Dit zijn met name mensen die ook aangeven weinig moeite te hebben om te praten over hun psychische gezondheid. We zien een overwegend positieve houding ten opzichte van mensen met klachten of aandoeningen. Bijna niemand (2%) vindt dat deze mensen zich aanstellen. Ruim de helft zegt zich goed te kunnen inleven in mensen met klachten of aandoeningen en ongeveer driekwart heeft met hen te doen. Het begrip van deze problematiek is voor een deel van de Nederlanders lastig: een vijfde vindt het moeilijk om psychische klachten of aandoeningen te begrijpen. Bij 12 procent van de Nederlanders veranderde hun beeld van mensen met klachten of aandoeningen het afgelopen jaar. Deze verandering is vrijwel altijd positief: zij hebben meer begrip gekregen, onder andere door eigen ervaringen, ervaringen in de omgeving of door de coronacrisis.

Meerderheid praat niet regelmatig over psychische problematiek; deel ervaart schaamte

Een deel van de Nederlanders met psychische problematiek schaamt zich hiervoor. Dit geldt meer voor mensen met een psychische aandoening (24%) dan voor mensen met psychische klachten (15%). Bij een meerderheid is hier geen sprake van, zij geven aan zich niet te schamen voor hun klachten (66%) of aandoeningen (58%).

Toch praten de meesten niet over hun klachten (66%) of aandoeningen (56%). De openheid om te praten over hun psychische problemen geeft men gemiddeld een zes min, ruim een derde geeft zichzelf een onvoldoende. Belangrijke redenen om hier niet over te praten zijn dat zij een taboe ervaren rondom dit onderwerp, zij bang zijn voor onbegrip of zij anderen hier niet mee willen belasten. Nederlanders met een aandoening praten hier vaker over met vrienden (44%) dan Nederlanders met klachten (34%). Een klein deel praat met collega’s over hun klachten (11%) of aandoening (16%). Opvallend is dat mensen hun eigen openheid hoger inschatten (5,8 en 6,2) dan de openheid van anderen (4,8 en 4,4). Dit lijkt te komen doordat het voor hen makkelijker is geworden om over het onderwerp te praten of doordat zij persoonlijk minder taboe ervaren, maar tegelijkertijd verwachten dat anderen nog niet zover zijn. Zij schatten in dat een deel van andere Nederlanders met psychische problemen nog wel een (sterk) maatschappelijk taboe ervaart.

Positieve reacties bij gesprek over psychische problematiek; ontvangen steun is net voldoende

Een meerderheid krijgt positieve reacties van vrienden als zij praten over hun psychische klachten (71%) of aandoeningen (65%). Een kleiner deel krijgt deze van familie en collega’s. Wel is er een verschil zichtbaar: Nederlanders met klachten ontvangen vanuit alle hoeken vaker een positieve reactie dan mensen met aandoeningen. De mate waarin Nederlanders met klachten of aandoeningen steun ontvangen uit hun omgeving in het dagelijks leven is net voldoende: 5,8 (klachten) en 5,7 (aandoeningen).

Zowel mensen met een aandoening als klachten ontvangen de meeste steun van hun partner en vrienden. Uit de toelichtingen op welke manier men zich niet gesteund voelt, blijkt dat men last heeft van beperkt inlevingsvermogen van anderen, verwachtingen en onbegrip in hun omgeving. Dit komt onder andere doordat hun aandoening of klacht niet aan de buitenkant te zien is voor anderen. Daarnaast hebben mensen last van het ‘stempel’ dat ze krijgen van de maatschappij als gevolg van hun aandoening.

Kamerbrief

Staatssecretaris Blokhuis (VWS) informeerde op 16 december 2021 de Tweede Kamer over een aantal verschillende thema’s met betrekking tot de geestelijke gezondheidszorg (ggz), waar dit onderzoek een onderdeel van is. Hieronder de link naar de kamerbrief, waar ook het volledige rapport te vinden is: https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2021/12/16/kamerbrief-over-toezeggingen-uit-commissiedebat-ggz-maatschappelijke-opvang-en-suicidepreventie

Verantwoording

Voor dit onderzoek is eind september 2021 (24 september t/m 3 oktober) een vragenlijst uitgezet in het I&O Research Panel onder panelleden van 16 jaar en ouder. Op de data is een weging toegepast naar leeftijd, geslacht, regio, migratieachtergrond en opleidingsniveau. Dit betekent dat de verhoudingen binnen deze kenmerken in de steekproef zijn teruggebracht naar de werkelijk bestaande verhoudingen. Onder- en oververtegenwoordigde groepen worden dus opgehoogd dan wel verlaagd. Op deze manier zijn de resultaten representatief voor de Nederlandse bevolking van 16 jaar en ouder op basis van deze kenmerken.

Het rapport

Download hier het volledige rapport.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Roy van der Hoeve

Onderzoeksadviseur

afbeelding

Carolien Veldkamp

Onderzoeker

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.