Koopgedrag in Oost-Nederland is veranderd

Waar kopen mensen doorgaans hun dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen? Maakt het daarbij uit of ze in een kleine plaats of in een grote stad wonen? En verandert het koopgedrag de laatste jaren? Vragen die worden beantwoord in het Koopstromenonderzoek Oost-Nederland 2010.
20 september 2010

Waar kopen mensen doorgaans hun dagelijkse en niet-dagelijkse boodschappen? Maakt het daarbij uit of ze in een kleine plaats of in een grote stad wonen? En verandert het koopgedrag de laatste jaren? Vragen die worden beantwoord in het Koopstromenonderzoek Oost-Nederland 2010.

De resultaten van dit onderzoek naar koopgedrag, waaraan 32.000 inwoners van Oost-Nederland en het Duitse grensgebied meededen, zijn nu beschikbaar. Het onderzoek is een initiatief van Kamer van Koophandel Oost-Nederland en Provincie Overijssel en wordt elke vijf jaar gehouden. Koopstromenonderzoek brengt in beeld waar consumenten aankopen doen, hoe winkelcentra qua omzet functioneren en hoe het winkelend publiek ze waardeert.

De mate waarin inwoners aankopen doen in de eigen woonplaats neemt toe naarmate er meer inwoners zijn. Grote steden zijn met hun winkelaanbod het best in staat de koopkracht van de eigen inwoners aan zich te binden. Kleine plaatsen hebben met uitzondering van de dagelijkse aankopen een lage koopkrachtbinding. Inwoners van kleine plaatsen doen ook minder vaak boodschappen en gebruiken daarvoor juist vaker de auto. Zij kopen ook bovengemiddeld vaak via internet.

Voor plaatsen met meer dan 5.000 inwoners geldt in het algemeen dat de zogenaamde toevloeiing (klanten die van buiten komen) voor dagelijkse boodschappen gemiddeld groter is dan de zogenaamde afvloeiing (eigen inwoners die elders kopen). Voor de niet-dagelijkse boodschappen is dat saldo positief bij plaatsen met meer dan 20.000 inwoners. In de grote steden van Oost-Nederland is in elke branche, maar vooral in het modische segment (kleding en schoenen), de toevloeiing groter dan de afvloeiing. Maar juist de middelgrote plaatsen hebben gemiddeld de meeste klanten per 1.000 inwoners. Ook de waardering van de klanten voor de winkelgebieden is in middelgrote plaatsen het hoogst.

Koopstromen veranderen en ook het klantenbereik van de steden is geen absoluut gegeven. Zo heeft de ontwikkeling van Plein Westermaat in Hengelo zowel effecten gehad op het verzorgingsgebied van Hengelo zelf als op dat van de omliggende steden. Naast Hengelo doet ook Zwolle het relatief goed als het gaat om niet-dagelijkse artikelen. De overige grote steden verliezen hier wat terrein, Enschede onder andere aan Duitsland. Overigens is er een aantal branchespecifieke ‘lokale helden’ in kleinere plaatsen, die beschikken over opvallend grote verzorgingsgebieden.

Vergeleken met het voorlaatste onderzoek uit 2005 is er in alle plaatsen sprake van omzetgroei. De omzetstijging is het grootst in Zwolle en Zutphen en het kleinst in Emmen en Kampen. Verreweg de meeste omzet wordt in winkels gehaald. Alternatieve aankoopkanalen (zoals de markt) zijn minder belangrijk, al groeit internet wel verder, met name bij elektronica en kleding. Als de consument in Oost-Nederland gaat winkelen, krijgen nabijgelegen winkelgebieden de voorkeur. Dit betekent lang niet altijd het ook qua afstand dichtstbijzijnde winkelgebied. De consument blijft tenslotte kritisch en kiest een winkelgebied dat aan de wensen voldoet, bijvoorbeeld qua winkelaanbod maar ook qua bereikbaarheid en parkeermogelijkheden.

Aan het onderzoek hebben 38 gemeenten in Overijssel en delen van Gelderland en Drenthe deelgenomen. Het koopstromenonderzoek is een initiatief van de Kamer van Koophandel Oost-Nederland en de Provincie Overijssel en is uitgevoerd door onderzoeksbureau I&O Research. 

Meer informatie over het onderzoek is te lezen op www.koopstromen.nl

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.