I&O-zetelpeiling: VVD en D66 leveren in; PVV nadert VVD
VVD en D66 leveren in; PVV nadert VVD; groei voor PvdD
In de I&O-peiling van oktober 2022 levert de VVD twee zetels in en komt op 21 zetels, het laagste aantal sinds de verkiezingen van maart 2021 (34 zetels).
De PVV krijgt er drie zetels bij (van 16 naar 19 zetels), het hoogste aantal zetels sinds de vorige verkiezingen, waarmee de PVV nog slechts twee zetels verwijderd is van de VVD.
De BBB volgt op enige afstand met 14 zetels (1 minder dan in september).
Na deze top drie zien we vijf partijen met 10 à 12 zetels: D66 (van 15 naar 12), GroenLinks (stabiel op 12), PvdA (stabiel op 11), PvdD (van 7 naar 10) en JA21 (van 12 naar 10).
Coalitie verliest vooral aan rechts-conservatief
Bijna driekwart van de kiezers (77%) is ontevreden met het kabinet, in september was dat 78 procent, de (on-)tevredenheid is sindsdien dus gestabiliseerd.
Coalitiepartijen VVD, D66, CDA en ChristenUnie halen in deze peiling gezamenlijk nog 45 zetels, 33 minder dan bij de verkiezingen van maart 2021 (toen: 78 zetels). Het is de laagste score sinds het begin van deze kabinetsperiode. Er worden zetels verloren aan links, maar vooral aan de rechts-conservatieve partijen.
Als we de electorale ontwikkelingen van de afgelopen anderhalf jaar rubriceren in politieke stromingen[1] dan zien we dat het verlies van de coalitiepartijen (van 78 naar 45 zetels) grotendeels ten goede komt aan de rechts-conservatieve partijen (van 32 naar 54 zetels) en in iets mindere mate aan de links-progressieve partijen (van 40 naar 51). De polarisatie in Nederland neemt dus verder toe en speelt zich af tussen conservatief en progressief.
Veel twijfel en onzekerheid
We zitten in een periode tussen twee verkiezingen in en dat is terug te zien in de mate waarin men zeker is van de partijvoorkeur. Op dit moment is slechts 21 procent zeker van zijn/haar stem (ter vergelijking: bij de slotpeiling van 16 maart 2021 was dit 36%). Bij sommige partijen ligt dit aandeel hoger (SGP, CU, VVD, BBB), maar niet heel hoog.
Veel twijfel is er (zoals gewoonlijk) bij de links-progressieve kiezers: D66, Volt, GroenLinks, PvdA, PvdD. Minder dan een vijfde van deze kiezers zijn zeker van hun stemkeuze. Dat geldt ook voor JA1.
VVD: niet betrouwbaar, te links, ‘loopt aan de leiband van D66’
De VVD levert ten opzichte van september twee zetels in (van 23 naar 21 zetels) en vergeleken met de verkiezingen van maart 2021 maar liefst 13 zetels. De totale potentie (hiermee bedoelen we het deel van kiezers dat nu VVD zou stemmen + het deel dat dit overweegt) van de VVD is de afgelopen anderhalf jaar gedaald van 29 naar 22 procent. De VVD verliest vooral zetels aan rechts-conservatief: BBB, JA21 en in minder mate aan PVV en D66.
Vaak wordt gesproken over ‘onbetrouwbaarheid’ en ‘leugens’ van de VVD en Mark Rutte. Teleurgestelde kiezers zien in de VVD een partij die de weg kwijt is en de grote problemen van dit moment niet aanpakt. De meeste afvalligen vinden de koers niet rechts genoeg, zoals iemand die vertrekt naar de PVV het uitdrukt: ‘Rutte vaart enkel de koers van D66’.
D66: onvoldoende nieuwe, progressieve politiek
D66 is (virtueel) de helft van haar 25 zetels kwijt. Deze maand daalt D66 verder: van 15 naar 12 zetels. Twee derde van de kiezers van maart 2021 is afgehaakt, ze zijn vooral overgestapt naar GroenLinks, PvdA, PvdD en Volt.
Waar de VVD wordt verweten te links beleid te voeren en aan de leiband van D66 te lopen, krijgt D66 het omgekeerde verwijt: te rechts. D66 haalde in 2021 een goede uitslag omdat veel linkse kiezers hoopten met D66 een links-progressieve vertegenwoordiger in de regering te stemmen. Vooral Sigrid Kaag en haar ‘nieuwe politiek’ spraken aan, maar beide stellen de afhakers teleur. Iemand die nu kiest voor de PvdA: ‘Het is tijd voor verandering. D66 is mij tegengevallen, gaat niet genoeg voor verandering.’
PVV: standvastige en ‘redelijke’ pleiter voor immigratiestop
De PVV stijgt 3 zetels en is met 19 zetels virtueel de tweede partij, slechts twee zetels verwijderd van de VVD. De totale potentie van de PVV (19%) is stabiel te noemen. Bijna twee derde van degenen die in 2021 stemden op de PVV is dat nu weer van plan. De PVV wint vooral stemmen van kiezers die in maart 2021 thuisbleven en van FvD. In mindere mate haalt de partij ook stemmen weg bij VVD, JA21 en SP.
De belangrijkste verklaring voor de winst van de PVV ligt bij de asielproblematiek. Deze kiezers willen een stop op immigratie, vaak is te lezen: ‘Nederland is vol’. Men vindt dat het kabinet Rutte hier niet hard genoeg in optreedt. Ook wordt de zorg af en toe genoemd.
Spijtoptanten van de VVD voelen zich bedrogen. De PVV en Geert Wilders worden juist gewaardeerd om hun standvastige en redelijke tegengeluid: minder radicaal dan Baudet en Forum. Het feit dat ze de grootste oppositiepartij zijn, speelt ook mee: het geeft meer body.
PvdD: principiële pleiter voor nodige systeemverandering
Ook de PvdD groeit: van 6 zetels in maart 2021 naar 10 nu. De totale potentie van de PvdD stijgt eveneens (van 9 naar 15%). De PvdD haalt vooral stemmen weg van D66, GL, Volt en de PvdA.
Men kiest PvdD vanwege haar integrale visie op het klimaat, zoals een trouwe kiezer het uitdrukt: “Klimaatcrisis is grootste probleem en we hebben een systeemverandering nodig om deze planeet leefbaar te houden’. Men waardeert de principiële houding en standvastigheid van de partij. Ook de partijleider (Esther Ouwehand, momenteel met ziekteverlof vanwege de werkdruk) wordt genoemd. Spijtoptanten van D66 zijn teleurgesteld in Sigrid Kaag en/of het rechtsere beleid van D66 in het kabinet.
Partijen weten niet te overtuigen als oplosser crises
Nederland kampt momenteel met diverse zaken die als crisis zouden kunnen worden omschreven. De ‘stijgende energieprijzen’ (65% noemt dit) en ‘de oorlog tussen Rusland en Oekraïne’ (64%) worden gezien als de belangrijkste crises waar Nederland mee te kampen heeft. De oplopende inflatie wordt door de helft (49%) genoemd, gevolgd door de krapte op de woningmarkt (30%) en klimaatverandering (30%)
Als we vervolgens aan kiezers vragen welke partij de beste oplossingen heeft voor de eerder genoemde crises komt daar een duidelijk beeld naar voren. De meerderheid van de kiezers (50 à 70%) geeft bij elke crisis aan geen partij in gedachten te hebben die de beste oplossingen biedt (optelling van % weet niet en % geen enkele partij).
Kijken we naar de belangrijkste crisis, de stijgende energieprijzen, dan blijkt dat maar liefst 61 procent van de kiezers geen enkele partij kan noemen die hier een goede oplossing voor heeft. De VVD wordt met 6 procent nog het vaakst genoemd, de PVV het meest (7%) door degenen die deze crisis als belangrijk zien. Opvallend is dat dat PvdA en GroenLinks, de partijen die het voorstel voor het ingevoerde energieplafond aandroegen, door slechts 4 procent van de kiezers worden genoemd (samen 8%).
De enige crisis met een enigszins duidelijke ‘issue-owner’ is klimaatverandering. GroenLinks wordt 13 procent van de kiezers gezien als de partij met de beste oplossingen daarvoor. Onder kiezers die klimaatverandering als belangrijke crisis zien geldt dit zelfs voor 26 procent.
Onderzoeksverantwoording
Dit onderzoek vond plaats van vrijdag 14 tot maandag 17 oktober. In totaal werkten 2.638 Nederlanders van 18 jaar of ouder mee aan dit onderzoek.
Het grootste deel van de steekproef (n=2.420) is afkomstig het I&O Research Panel, 218 respondenten deden mee via PanelClix. Dit zijn allen Nederlanders met een niet-westerse migratieachtergrond.
De onderzoeksresultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, regio, opleidingsniveau en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in maart 2021. De weging is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard. Hiermee is de steekproef representatief voor de kiesgerechtigde Nederlandse inwoners (18+), voor wat betreft deze achtergrondkenmerken
[1] Links van de coalitie: SP, PvdA, GL, PvdD, Volt, BIJ1, DENK, 50Plus. Rechts van de coalitie: PVV, FvD, JA21, SGP, BBB, BV NL
Peter Kanne
Senior onderzoeksadviseur
Asher van der Schelde
Onderzoeker