Hoe Utrechters zich inzetten voor laaggeletterden en anderstaligen

De Nederlandse taal is de basis om mee te doen in de samenleving. De laatste jaren geldt dit ook steeds meer voor digitale vaardigheden.
27 februari 2018

De Nederlandse taal is de basis om mee te doen in de samenleving. De laatste jaren geldt dit ook steeds meer voor digitale vaardigheden. De behoefte van inwoners aan ondersteuning in het leren van de Nederlandse taal en computervaardigheden neemt toe. Daarom streeft de Wet educatie en beroepsonderwijs (Web) naar het verbeteren van onder andere taalvaardigheden van laaggeletterden. Vanaf 2018 zijn daar ook digitale vaardigheden aan toegevoegd. Vanuit de Web is er budget beschikbaar voor gemeenten om taal- en digitale ondersteuning te bieden.

De gemeente Utrecht biedt verschillende (formele en non-formele) vormen van taal- en digitale ondersteuning aan. Het formele aanbod financieren zij vanuit het Web-budget. Voor het non-formele aanbod gebruiken zij gemeentelijke middelen. Dit aanbod wordt (grotendeels) georganiseerd door vrijwilligersorganisaties, die zo’n 2.600 inwoners begeleiden. Het belang van de vrijwilligersorganisaties in taal- en digitale ondersteuning neemt toe: in 2014 waren er nog circa 800 vrijwilligers actief op dit gebied, in 2017 zijn dit er circa 1.000, mede als gevolg van de uitbreiding van het digitale aanbod.

Om de vrijwilligers zo goed mogelijk te ondersteunen in hun werk voerde I&O Research in 2014 in opdracht van de gemeente Utrecht een onderzoek uit naar de ervaringen en behoeften van vrijwilligers. Dit leverde waardevolle inzichten en actiepunten op, aldus Kees Diepeveen (wethouder gemeente Utrecht): ‘We hebben onder andere materialen en methoden digitaal toegankelijk gemaakt voor alle vrijwilligers, workshops en trainingen aangeboden en de basistraining aangepast.’ Nu – drie jaar later – heeft I&O Research een vervolgonderzoek uitgevoerd om de huidige situatie in kaart te brengen.

Uit het onderzoek kwamen vijf aandachtspunten naar voren:

  1. Het aantal jonge vrijwilligers is toegenomen. Zij hebben nog relatief weinig ervaring. Daarom voelen zij zich vaker in het diepe gegooid, wanneer zij beginnen met het vrijwilligerswerk.
  2. Vrijwilligers voelen zich beter ondersteund dan drie jaar geleden. Toch heeft de meerderheid behoefte aan (meer) hulp vanuit de vrijwilligersorganisaties. Hierbij gaat het steeds meer om ondersteuning op het gebied van omgaan met diversiteit in de lesgroepen.
  3. Vrijwilligers hebben meer behoefte aan (onderlinge) informatie-uitwisseling. Het huidige aanbod hiervoor sluit niet altijd aan bij de wensen van vrijwilligers en hun cursisten. Daarnaast speelt de onbekendheid van het huidige aanbod een rol.
  4. Vrijwilligers begeleiden meer inburgeringsplichtige cursisten dan drie jaar geleden. Inburgering is echter officieel geen taak van vrijwilligersorganisaties. Het begeleiden van te veel inburgeraars kan leiden tot wachtlijsten voor niet-inburgeraars.
  5. Naar aanleiding van het onderzoek in 2014 is het actiepunt geformuleerd om vaker in groepen les te geven. Uit het recente onderzoek blijkt echter een tegengestelde ontwikkeling: vrijwilligers geven nu meer individuele lessen.

Op basis van deze bevindingen zijn vijf actiepunten geformuleerd. Dit jaar gaat de gemeente Utrecht samen met de vrijwilligersorganisaties aan de slag met deze actiepunten.

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.