Eén jaar na de decentralisaties: kwaliteit zorg niet verbeterd

I&O Research voerde voor de derde keer op rij een groot landelijk representatief onderzoek uit naar de ervaringen met de zorg in het sociaal domein, voor en tijdens de decentralisaties. De derde meting vond plaats in december 2015, na eerdere metingen in december 2014 en mei/juni 2015. Voor de onderzoeken werden respectievelijk 9.000, 7.000 en 7.000 mensen bevraagd.
25 februari 2016 | & Peter Kanne
  • Meeste mensen krijgen nog hulp, maar minder hulp
  • Vooral lagere waardering bij Jeugd- en Participatiewet
  • Nog steeds weinig vertrouwen dat decentralisaties verbetering gaan brengen
  • Zelfredzaamheid iets toegenomen

I&O Research voerde voor de derde keer op rij een groot landelijk representatief onderzoek uit naar de ervaringen met de zorg in het sociaal domein, voor en tijdens de decentralisaties. De derde meting vond plaats in december 2015, na eerdere metingen in december 2014 en mei/juni 2015. Voor de onderzoeken werden respectievelijk 9.000, 7.000 en 7.000 mensen bevraagd.

Bij het overnemen van uitkomsten uit dit onderzoek de bron I&O Research vermelden.

Meeste mensen krijgen nog hulp, maar wel minder hulp

Van alle Nederlanders kreeg 18% in 2015 professionele zorg naar aanleiding van een van de 16 voorgelegde situaties uit het sociaal domein. Dat is iets minder dan in 2014, toen 21% hulp kreeg. De meeste mensen krijgen dus nog steeds hulp, maar men krijgt wel minder hulp: van degenen met Wmo of jeugd gerelateerde problemen, of ‘afstand tot de arbeidsmarkt’ die voor 1 januari 2015 ook al hulp kregen, krijgt ongeveer 30 procent nu minder hulp.

Waardering zorg in 2015 gedaald ten opzichte van 2014, wel licht herstel

Ten opzichte van december 2014 is er een daling van de waardering van de professionele hulp. Van een 7,7 in december 2014 naar een 7,3 in juni 2015 naar nu een 7,4.

Tabel 1 Belangrijkste uitkomsten drie metingen
Tabel 1 Belangrijkste uitkomsten drie metingen 

Vooral lagere waardering bij Jeugd- en Participatiewet

Mensen met Wmo gerelateerde problemen waarderen de zorg het hoogst, hier is ook al een licht herstel te zien na de daling in mei/juni. Overall daalde de waardering met betrekking tot de Wmo van een 7,7 naar een 7,4. Degenen die te maken krijgen met de Jeugdwet en Participatiewet zijn minder positief. De waardering voor de jeugd gerelateerde zorg daalde van gemiddeld een 7,6 naar een 7,2. Het laagst is de waardering – en hier zien we ook de grootste terugval – onder ouders die moeite hebben met de opvoeding van hun kind(eren) (van een 7,4 naar 6,7), ouders van een kind met een verstandelijke beperking (van 7,6 naar 6,8) en ouders waarvan het kind te maken kreeg met justitie (6,9). Onder degenen met ‘afstand tot de arbeidsmarkt vanwege een beperking’ (Participatiewet) daalde de waardering van een 7,6 naar een 7,2.

Tabel 2 Situaties met sterkste (en significante) daling waardering tussen 0- en 2-meting (basis: zelf hulp ontvangen)
Tabel 2 Situaties met sterkste (en significante) daling waardering tussen 0- en 2-meting (basis: zelf hulp ontvangen)

Zelfredzaamheid iets toegenomen

De zelfredzaamheid van mensen die een probleem of hulpvraag hebben is iets toegenomen, met name onder mensen met Wmo gerelateerde problemen. Zij zijn minder afhankelijk van professionele hulp. Maar vinden de professionele hulp nog wel erg belangrijk. Het laagst is de zelfredzaamheid onder mensen die een kind met verstandelijke beperking hebben (4,6) en ouderen die niet zelfstandig kunnen wonen (5,0). 

Waardering sociale wijkteams licht gedaald

De hulp van de sociale wijkteams is nog een punt van aandacht. Net als een half jaar geleden zegt tien procent contact te hebben gehad met het sociaal wijkteam. Van de mensen met Wmo gerelateerde problemen heeft tien procent contact gehad met het wijkteam en zij beoordelen deze hulp met een 6,7. Hier zijn de belangrijkste klachten dat er niet goed naar ze werd geluisterd en/of men niet werd geholpen. Ook bij de Jeugd had één op de tien contact met het wijkteam, maar zij beoordeelden de hulp van het wijkteam met een bescheiden 6,1. Degenen die een onvoldoende geven vinden vooral dat er in het team te weinig specialistische kennis voorhanden is en dat er tussen de organisaties niet goed wordt samengewerkt.

Redenen voor onvoldoendes sociaal wijkteam (top 3)
Redenen voor onvoldoendes sociaal wijkteam (top 3)

Waardering voor het keukentafelgesprek gestegen

Zowel het gebruik als de waardering van het keukentafelgesprek is iets toegenomen. Van degenen die professionele hulp kregen zei 18 procent in 2015 een keukentafelgesprek te hebben gehad, dat was 14 procent in juni. In juni werd het keukentafelgesprek nog met een 6.3 gewaardeerd door de mensen die een keukentafelgesprek hadden. Dit is nu een 6.8.
Van de mensen met Wmo gerelateerde problemen heeft 18 procent een keukentafel gesprek gehad. Zij waarderen het met een 6.8. Bij Jeugd gerelateerde problemen had 14 procent een keukentafelgesprek en zij beoordeelden dit met 6,6. Het keukentafelgesprek werd het minst goed beoordeeld door de mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt (participatiewet).
22 procent van hen had een keukentafelgesprek en zij beoordeelden dit met een 6.3. De mensen die een onvoldoende geven, geven als reden: Er werd niet naar me geluisterd, te weinig specialistische kennis en ik moest steeds weer mijn verhaal vertellen.

Nog steeds weinig vertrouwen dat decentralisaties verbetering gaan brengen

Naast de tevredenheid over daadwerkelijk ontvangen zorg wordt in het onderzoek aan alle Nederlanders gevraagd naar het vertrouwen dat het op de korte of langere termijn goed komt met de zorg, geleverd door gemeenten. Per saldo is het aandeel Nederlanders dat weinig tot geen vertrouwen heeft in de positieve opbrengsten van de decentralisaties (52 procent) nog steeds ruim drie keer zo groot als het aandeel Nederlanders dat verbetering van de zorg verwacht als gevolg van de decentralisaties (16 procent). Het aandeel dat positief is steeg wel licht: van 13 procent in december 2015 naar 16 procent nu.

Verantwoording

I&O Research voerde de nulmeting uit in december 2014, de éénmeting in mei 2015 en de tweemeting in december 2015. Het aantal deelnemers aan de nul-, één- en tweemeting bedraagt respectievelijk 9.055, 7.051 en 6.923 Nederlanders.

Het onderzoek is uitgevoerd in het I&O Research Panel. Het I&O Research Panel is geworven op basis van aselecte personen- en huishoudensteekproeven op traditionele manier (geen zelfaanmelding). De respondenten hebben geen financiële vergoeding gehad voor hun aanmelding voor het panel. Ook voor deelname aan dit onderzoek kregen respondenten geen vergoeding.

De onderzoeksresultaten zijn na herweging op leeftijd, geslacht, opleiding en regio representatief voor alle Nederlandse inwoners (18-89 jaar). Dit is uitgevoerd conform de richtlijnen van de Gouden Standaard.

I&O Research

I&O Research is een bureau voor beleids- en marktonderzoek, werkzaam voor overheid en non-profit. I&O Research is het achtste marktonderzoekbureau van Nederland. In de publieke sector behoort I&O Research tot de top drie. I&O Research heeft vestigingen in Amsterdam en Enschede.

I&O Research is lid van de MarktOnderzoeksAssociatie (MOA), maakt deel uit van de Research Keurmerk Groep en onderschrijft de internationale ICC/ESOMAR gedragscode voor markt- en sociaalwetenschappelijk onderzoek. I&O Research is ISO 9001 en ISO 20252 gecertificeerd. Het I&O Research Panel is ISO 26362 gecertificeerd. Dit is de norm voor online Access Panels.

Noot voor redacties

Het overnemen van uitkomsten uit deze publicatie is alleen toegestaan met expliciete vermelding van I&O Research als bron.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Peter Kanne

Senior onderzoeksadviseur

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.