Driestrijd tussen BBB, VVD en PvdA/GroenLinks bij PS- en EK-verkiezingen
Voor een interactief dashboard waarmee u de electorale verhoudingen door de tijd en per provincie kunt inzien, klik hier.
Voor het volledige rapport met daarin een hoofdstuk voor iedere provincie, klik hier.
Achtergrond
Op woensdag 15 maart vinden de Provinciale Statenverkiezingen plaats. Om een beeld te geven van de stemintenties van de Nederlandse bevolking voerde I&O Research in opdracht van Algemeen Dagblad een peiling uit in alle twaalf provincies, onder 8.196 kiesgerechtigde Nederlanders.
Een peiling is geen voorspelling
Deze peiling geeft de electorale verhoudingen weer in de provincies ten tijde van de dataverzameling (2 tot 6 maart). Omdat dit onderzoek circa anderhalve week plaatsvond vóór de verkiezingen moeten de uitkomsten niet als een exacte voorspelling worden beschouwd. Wel geeft het de machtsverhoudingen weer en maakt het een aantal electorale trends zichtbaar.
Marges
Net als bij iedere peiling moet rekening worden gehouden met foutmarges. Omdat de provinciale peilingen gebruik is gemaakt van een steekproef van tussen de 558 en 815 respondenten zijn de foutmarges daar 2 à 4 procentpunt. Voor zowel elke Provinciale peiling als de Eerste Kamerpeiling moet (doorgaans) een marge van twee zetels in acht worden genomen.
PvdA/GroenLinks, BBB en VVD kunnen grootste worden in Senaat
We zien een divers beeld als het gaat om de verwachte uitkomsten per provincie. Landelijk wordt de VVD succesvol uitgedaagd: op rechts door de BoerBurgerBeweging, op links door de combinatie van PvdA en GroenLinks.
De BBB is in deze peiling de grootste partij in Drenthe, Overijssel, Gelderland, Groningen en Friesland. En ze doet mee om de eerste plaats in Noord-Brabant, Flevoland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Limburg.
In de doorrekening naar Eerste Kamerzetels gaat de BBB (13 zetels) de VVD (10 zetels) voorbij en zou daarmee de grootste zelfstandige partij kunnen worden in de Senaat. De combi PvdA/GroenLinks zou echter de grootste fractie kunnen worden met 14 zetels. Rekening houdend met marges kunnen alle drie deze driestrijd nog winnen.
De VVD lijkt ten opzichte van 2019 iets in te gaan leveren (van 14 naar 11 procent, van 12 naar virtueel 10 zetels in de Eerste Kamer). Maar van de VVD-kiezers uit 2021 (Tweede Kamer) weet bijna een kwart (23%) nog niet wat ze gaat stemmen, als deze kiezers terugkomen op het oude nest kan het verlies meevallen.
De VVD is in geen enkele provincie afgetekend de grootste, maar kan dat wel worden (of blijven) in Noord-Brabant, Flevoland, Noord-Holland en Zuid-Holland en Limburg.
PvdA en GroenLinks gaan in de Eerste Kamer een gezamenlijke fractie vormen, in de provincies (m.u.v. Zeeland) zijn ze zelfstandig. Ten opzichte van 2019 lijken beide partijen iets in te leveren, al lijkt dat in EK-zetels mee te vallen. Bij elkaar opgeteld zijn ze in deze peiling groter dan BBB en VVD, waardoor ze in de Eerste Kamer de grootste fractie kunnen worden.
Verder doet de PvdA mee om de eerste plaats in Noord-Holland en Zuid-Holland en GroenLinks doet dat in Utrecht, Noord-Holland en Zuid-Holland. Samen doen ze het goed in Zeeland. Daar maken ook SGP, VVD en BBB kans de grootste te worden.
De PVV is overall stabiel (van 7 naar 9 procent, van 5 naar 7 EK-zetels) en doet het goed in Limburg (goede kans de grootste te worden), Noord-Brabant, Zuid-Holland en Drenthe.
De Partij voor de Dieren lijkt opnieuw (iets) te gaan winnen. Van 4 naar 6 procent, van 3 naar 5 EK-zetels.
Verliezers: FvD en CDA
Grote verliezers worden naar alle waarschijnlijkheid Forum voor Democratie en CDA.
Forum voor Democratie – in 2019 de grote, verrassende winnaar – gaat waarschijnlijk het grootste deel van de stemmen inleveren: van 15 naar 3 procent, van 12 naar 2 zetels.
Het CDA zou volgens deze peiling ruim de helft van de stemmen kwijtraken (van 11 naar 5%, van 9 naar 3 Eerste Kamerzetels). In geen enkele provincie doet ze nog mee om de eerste plaats. Al geldt ook voor het CDA dat bijna een kwart (23%) van de kiezers uit 2021 (TK) nog niet weet wat ze gaat stemmen, dus kan het verlies nog iets meevallen.
Kiezersstromen: BBB haalt kiezers weg bij PVV, CDA, VVD, FvD en JA21
We zien dat de BBB erin slaagt een fors deel weg te kapen bij PVV (22%), CDA (20%), JA21 (20%), FvD (17%), SP (17%) en VVD (10%).
GroenLinks haalt kiezers weg bij D66 en Volt, terwijl GroenLinks op haar beurt kiezers kwijtraakt aan PvdD.
Verder valt op dat een aantal partijen er slecht in slaagt hun oude electoraat (ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezingen van 2021) vast te houden. Vooral voor D66 (houdt slechts 29% vast), CDA (31%), FvD (41%) en VVD (42%) is dit een probleem.
Ruim vijfde heeft keuze nog niet bepaald
Van alle kiezers die waarschijnlijk gaan stemmen wist 22 procent (2-6 maart) nog niet waarop. Een groot deel van de oud-kiezers van VVD (23%), CDA (23%) en PVV (28%) heeft nu nog geen voorkeur. Als deze kiezers toch weer bij hun oude voorkeurspartij uitkomen kunnen deze partijen beter scoren dan het nu lijkt.
Niet-kiezers uit 2021.
Kiezers die in 2021 geen stem uitbrachten maar dat nu wel van plan zijn hebben vaak een voorkeur voor PVV (11%) of BBB (9%).
Issues: klimaat, woningen, natuur, normen en stikstof
De verkiezingsstrijd draait vooral om de stikstofproblematiek – vaak vertaald als een keuze voor de boeren en de landbouw of voor natuur en milieu – al noemen niet alle kiezers dat zo. Deze problematiek verdeelt het land scherp (waarover hierna meer). Ook vertrouwen en wantrouwen in de gevestigde politiek en het al dan niet halen van een meerderheid in de Eerste Kamer spelen een belangrijke rol.
Als we een lijst met onderwerpen voorleggen zeggen kiezers vooral af te gaan op de partijstandpunten omtrent klimaat en energie, natuur en milieu, woningmarkt en betaalbare woningen, normen en waarden en stikstof.
Per provincie zien we kleine verschillen. Zo zijn klimaat en natuur in provincies met veel links-progressieve kiezers (Utrecht, Noord-Holland) iets belangrijker dan gemiddeld. In Noord-Brabant, Zeeland, Limburg en Flevoland zien we dat veiligheid een belangrijker thema is.
Bepalende afwegingen en sentimenten
De verschillen naar politieke partijen zijn groter dan die naar provincie. We behandelen de vijf grootste partijen, waarbij we ook de spontaan gegeven toelichtingen van deze kiezers geven.
BBB-kiezers vinden de stikstof-problematiek het belangrijkst. Maar de BBB scoort vooral goed omdat men geen vertrouwen (meer) heeft in de gevestigde politiek, omdat men een tegenstem wil uitbrengen. Ze willen opkomen voor de boeren (en in bredere zin het platteland) en zijn tegen het huidige stikstofbeleid. Een Drentse BBB-stemmer: ‘Het belang van landbouw en veeteelt voor Nederland. De helft van onze geachte Kamerleden heeft een koe alleen nog maar op een plaatje gezien.’ Van de BBB vinden ze dat deze partij (vooral Caroline van der Plas) betrouwbaar, redelijk en verfrissend is, ze spreekt duidelijke taal, de taal van het platteland en de gewone man.
VVD-kiezers vinden als issue de economie het belangrijkst. Ze zijn doorgaans weinig concreet in hun motivatie om op de VVD te stemmen. Men is tevreden met hoe het nu is en waarderen de stabiliteit die de partij het land biedt. ‘Ze doen het goed en ik wil dat het zo doorgaat.’
Verder wordt gezegd dat het een liberale partij is, dat Mark Rutte het goed doet en sommige mensen zeggen dat het al dan niet halen van een meerderheid in de Eerste Kamer meeweegt.
PVV-kiezers vinden immigratie en asiel een belangrijk issue. Ook het bestrijden van criminaliteit motiveert ze om op de PVV te stemmen. PVV-kiezers willen met hun stem een tegenstem afgeven, vooral tegen het kabinet en de VVD. Ook hier heerst veel onvrede. Anders dan bij de BBB-kiezers wordt het thema immigratie en asiel vaak spontaan genoemd. Landbouw, boeren en stikstof komen minder voor. Een Limburgse PVV-stemmer: ‘De eindeloze asielinstroom. En de arbeidsmigranten indammen. Nederland is gewoon te klein voor zoveel mensen. En er staan al jaren (eigen) mensen te wachten, omdat ze geen vooruitzichten, hebben om een woonruimte te krijgen en zelfstandig te worden.’
GroenLinks-kiezers gaan af op standpunten over klimaat en energie, natuur en milieu, stikstof en sociale voorzieningen / armoede(bestrijding). Verder weegt de samenstelling in de Eerste Kamer relatief vaak mee. Een stem op GroenLinks is vaak ook een tegenstem tegen de coalitie. Een Gelderse GL-kiezer: ‘Meer links op provinciaal niveau, weg met de tirannie van de boeren!!’
PvdA-kiezers vinden vaak dezelfde issues als GroenLinksstemmers belangrijk, maar zetten de sociaaleconomische onderwerpen (zoals woningmarkt en armoedebestrijding) net iets vóór klimaat en energie en de stikstofproblematiek. Veel PvdA-kiezers motiveren hun stem met termen als traditie en gewoonte. Daarnaast stemmen ze PvdA vanwege het sociale karakter, omdat ze een sterk links blok willen en relatief vaak om te voorkomen dat het huidige kabinet een meerderheid in de Eerste kamer haalt. Een Groningse PvdA-stemmer: ‘Goede plannen voor Groningen, sensibele, centrumlinkse oppositie na 12 jaar Rutte. Ook het feit dat ze bijdragen aan een sensibele, centrumlinkse oppositie in de Eerste Kamer speelt een rol.’
Stikstof splijt het land demografisch
De verkiezingsstrijd draait dus vooral om de stikstofproblematiek en alles wat daarmee gemoeid is, van landbouw, natuur, klimaat, woningbouw tot mobiliteit, en deze problematiek verdeelt het land demografisch. De BBB heerst op het platteland, met name in het noorden en oosten van het land, onder oudere, lager en middelbaar opgeleide kiezers. GroenLinks doet dat (samen met PvdD en D66) in de tegenoverliggende segmenten: hoger opgeleide jongere kiezers in de grote steden.
Leeftijd: BBB oudste kiezers; GroenLinks jongste kiezers
Als we per leeftijdscategorie naar de stemintentie kijken zien we dat onder jonge kiezers GroenLinks de grootste partij zou zijn (van de 18-34-jarigen zou 22% op GroenLinks stemmen). Ook Volt doet het goed onder jongeren (niet in de figuur), net als PvdD en D66.
Ouderen stemmen vaak BBB (ook CDA-kiezers zijn relatief oud, niet in de figuur).
VVD-kiezers zijn te vinden onder alle leeftijdscategorieën, maar iets vaker naarmate de kiezer ouder is.
Opleiding: BBB favoriet onder lager en middelbaar opgeleiden; GroenLinks bij hoger opgeleiden
Hoger opgeleide kiezers zijn op 15 maart vaak van plan te gaan stemmen op GroenLinks, VVD of D66, terwijl lager en middelbaar opgeleiden vaak kiezen voor BBB, gevolgd door de PVV.
Windstreken: BBB grootst in Noord en Oost; GroenLinks in drie grote steden
In het noorden en oosten van Nederland is de BBB afgetekend de grootste partij, met circa een vijfde van de stemmen. De BBB lijkt de grootste partij te gaan worden in Drenthe, Overijssel, Gelderland, Groningen en Friesland. In het zuiden zijn er meer partijen die goed gaan scoren: BBB, VVD en PVV staan allen op 12 à 13 procent.
In het westen zien we een gevarieerder beeld. In de drie grote steden (Amsterdam, Rotterdam en Den Haag), doen GroenLinks, PvdA, PvdD, D66, de VVD en de PVV het goed. Buiten de G3 zijn dat vooral de VVD en de BBB.
Stedelijkheid: BBB krijgt kwart stemmen op platteland; GroenLinks sterk in de steden
De BoerBurgerBeweging lijkt in de niet-stedelijke gebieden (lees: het platteland) afgetekend de grootste partij te gaan worden. Maar liefst 26 procent zegt BBB te gaan stemmen in de niet-stedelijke gebieden, 22 procent in de weinig stedelijke gebieden. VVD en PVV volgen hier op grote afstand. Het CDA (voorheen sterk op het platteland) krijgt respectievelijk 8 en 6 procent in de niet- en weinig stedelijke gebieden.
In de stedelijke gebieden doet GroenLinks het het best, samen met de PvdD (niet in de figuur) en D66. De BBB krijgt in de meest stedelijke gebieden slechts 5 procent, maar opvallend is dat de BBB het ook in de sterk tot matig stedelijke gebieden goed doet.
Niet-stemmers: geen vertrouwen in de politiek
Kiezers die aangeven niet te gaan stemmen doen dat voornamelijk vanwege een gebrek aan vertrouwen in de landelijke (36%) en provinciale (30%) politiek.
Een op vijf zegt ‘iets anders’: voornamelijk mensen die ten tijde van de verkiezingen voor vakantie of werk in het buitenland zijn.
Onderzoeksverantwoording
Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Algemeen Dagblad. De dataverzameling liep van donderdag 2 maart tot en met maandag 6 maart. In totaal 8.196 namen kiesgerechtigde Nederlanders deel aan het onderzoek. Het grootste deel is afkomstig uit het I&O Research Panel (n=7.868). Overige respondenten komen van PanelClix (n=328).
Vragenlijst
Iedere respondent kreeg bij de stemkeuzevraag alle partijen voorgelegd die deelnemen in zijn of haar provincie.
Weging per provincie
Voor iedere provincie is apart gewogen op leeftijd, geslacht, opleidingsniveau en stemkeuze bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2021. Daarmee zijn de provinciale zetelpeilingen op die punten representatief voor iedere provincie
Doorrekening naar Eerste Kamer
Voor de doorrekening naar de samenstelling in de Eerste Kamer is vervolgens rekening gehouden met het stemgewicht per provincie, afhankelijk van het inwoneraantal.
Peter Kanne
Senior onderzoeksadviseur
Asher van der Schelde
Onderzoeker