Bestuurlijke elite wil maatschappelijke ‘reset’

De Volkskrant publiceert vandaag de jaarlijkse Top 200, de bestuurlijke elite van Nederland. I&O Research voerde parallel een onderzoek uit onder deze elite.
12 december 2020 | Peter Kanne & Milan Driessen | #politiek

De bestuurlijke elite van Nederland wil een grote maatschappelijke reset. De coronacrisis is voor de elite aanleiding nu te werken naar een duurzame, inclusieve maatschappij. Ze wil een sterker ingrijpende overheid.
Dit blijkt uit onderzoek dat I&O Research uitvoerde in opdracht van de Volkskrant onder leden van deze bestuurlijke elite.
Het onderzoek, ter gelegenheid van de 15de editie van de Volkskrant Top 200 van invloedrijkste Nederlanders, werd uitgevoerd in oktober 2020.

Veranderend profiel: meer vrouwen, jonger, meer publiek-privaat

Tien jaar geleden scheven we1 over de elite van toen: “De bestuurlijke elite anno 2010 is een verzameling voornamelijk oudere, witte mannen. De eerste tekenen van verversing zijn wel zichtbaar. Het aandeel van het bedrijfsleven binnen de elite is de afgelopen jaren flink gegroeid.”

Al zijn de witte 50+ mannen nog steeds in de meerderheid, het profiel van de bestuurlijke elite is onmiskenbaar aan het veranderen. De leden van de elite zijn vaker vrouw (nu 36%, in 2006 15%) en minder oud dan in 2006 en 2010 (het aandeel 60-min steeg van 46% in 2006 naar 61% nu). Het bedrijfsleven levert nog 40 procent van de leden, waar dat tien jaar geleden bijna 60 procent was. De groei zit hem vooral in de “anders-categorie”: ngo’s, maatschappelijke organisaties, universiteiten en publiek-private organisaties.
Ten opzichte van 2010 en 2015 is het aandeel hogere burgerij en adel gedaald (van 38% naar 28%) en zijn meer leden afkomstig uit de (lagere) middenklasse of uit een arbeidersmilieu (van 62% naar 71%).
In vergelijking met voorgaande edities is bovendien een groter deel nog actief in zijn of haar hoofdfunctie. In 2010 was dat slechts 66 procent, nu is dat 85 procent. 

1Peter Kanne en Tim de Beer, TNS Nipo december 2010.

Fors minder nevenfuncties

Deze elite heeft beduidend minder nevenfuncties dan voorgaande elites. In 2006 zei 73 procent zes of meer nevenfuncties te hebben, in 2015 was dat 44 procent en nu is dat nog 23 procent.

Een belangrijke verklaring voor deze afname ligt in de wet Bestuur en Toezicht die in 2013 in werking trad. Met deze wet werd het aantal te vervullen (neven)functies bij grote rechtspersonen gelimiteerd, met het doel de kwaliteit van toezicht te verhogen, belangenverstrengeling te voorkomen en het zogenaamde ‘old boys network’ te doorbreken.
De afname hangt ook samen met het veranderend profiel van de elite (meer vrouwen, verjonging, meer middenklasse). Mannen, oudere leden en leden uit adel en hogere burgerij hebben aanzienlijk meer nevenfuncties dan vrouwen, jongere leden en leden afkomstig uit de middenklasse.
Het is echter lastig te zeggen in hoeverre dit het gevolg is van de nieuwe wet: zijn leden van de bestuurlijke elite hun functies daardoor echt anders gaan invullen? Of wordt er een ander type bestuurders en commissarissen aangetrokken, al dan niet als gevolg van deze regelgeving? Zijn de bestuurders van nu vaker mensen die wel willen leiden, besturen of adviseren, maar er niet al hun vrije avonden en weekenden voor op willen geven?

D66 grootste partij, VVD en PvdA handhaven zich, CDA minder sterk vertegenwoordigd

Ook het politieke profiel is veranderd. In 2006 bestond de bestuurlijke elite nog voor driekwart uit professionals gelinkt aan VVD, CDA of PvdA, met D66 en GroenLinks op het vinkentouw. Nu is D66 het best vertegenwoordigd, gevolgd door VVD en PvdA. Het CDA heeft sinds 2006 veel van haar invloed onder de Nederlandse elite ingeleverd. GroenLinks heeft de aansluiting (nog) niet kunnen maken. Andere partijen – ook partijen met een flinke achterban zoals PVV, SP of ChristenUnie – zijn in de bestuurlijke elite nog steeds niet of nauwelijks vertegenwoordigd. Overigens zijn de partijbanden nu iets minder sterk dan voorheen. In voorgaande edities was rond de 60 procent lid van een partij, nu is dat minder dan de helft (48%). 

Elite sociaaleconomisch net zo links als kiezers, maar cultureel veel progressiever

De Nederlandse bestuurlijke elite plaatst zichzelf vaker op de sociaaleconomische linkerflank (47%) dan rechterflank (21%). Er is sprake van een sterke verschuiving naar links wat betreft sociaaleconomische onderwerpen. Hiermee is de elite iets linkser geworden dan de Nederlandse kiezers, van wie 44 procent zich sociaaleconomisch links noemt en 30 procent rechts. Cultureel zijn de verschillen met het publiek veel groter. Maar liefst 73 procent van de bestuurlijke elite plaatst zichzelf aan de progressieve kant. Slechts 9 procent noemt zich behoudend. In vergelijking met 2010 en 2015 zijn de verschillen klein, maar in vergelijking met de kiezers – waarvan slechts 28 procent zich progressief noemt en 35 procent behoudend – is de culturele kloof groot.  

Culturele kloof elite en kiezers; sociaaleconomisch sluit elite aan bij publiek

Deze culturele kloof tussen elite en publiek kan worden geïllustreerd met antwoorden op stellingen over vluchtelingen, arbeidsmigranten en de Europese Unie.

Zeven op tien (71%) leden van de elite vinden dat Nederland meer vluchtelingen moet opnemen, terwijl slechts 35 procent van de kiezers dit vindt. De meerderheid van de elite (61%) wil ook meer arbeidsmigranten opnemen, van de kiezers wil slechts 23 procent dat. En eveneens zes op tien (58%) leden van de elite vinden dat er meer bevoegdheden van de Nederlandse overheid naar de Europese Unie moeten, van de kiezers wil slechts 34 procent dat.
Als de elite het publiek wil overtuigen van de noodzaak van (meer) immigratie en een sterkere Europese Unie, zal ze de nodige overredingskracht nodig hebben. Het gegeven dat meer (cultureel) behoudende partijen als PVV, SP en Forum voor Democratie niet of nauwelijks vertegenwoordigd zijn, zal het niet makkelijker maken. Sociaaleconomisch lijkt de elite juist aansluiting te vinden bij opvattingen die kiezers al veel langer aanhangen. Dacht in 2015 nog ruim de helft (56%) van de toenmalige elite dat iedereen het maatschappelijk kan maken, van de huidige elite denkt nog 46 procent dat (tien jaar geleden was dat nog 74%). De elite vindt de kloof tussen arm en rijk nu veel vaker ‘te groot’ dan vijf jaar geleden (van 52% naar 83%). Ook vindt een groter deel nu dat de sociaaleconomische ongelijkheid te groot is (van 64% naar 75%) en dat de marktwerking is doorgeschoten (van 49% naar 65%).

De elite wil – net als in 2015 – een ambitieus klimaatbeleid (was 81%, nu 84%). Hier is het de bevolking die veranderde: vijf jaar geleden was dit nog geen urgente kwestie voor kiezers. 

Elite: ‘algehele maatschappelijke reset’ na corona: klimaat op 1

De coronacrisis heeft driekwart van de bestuurlijk elite aan het denken gezet. Leden van de bestuurlijke elite geven blijk van een genuanceerde en veelomvattende kijk op de samenleving en de consequenties die de coronacrisis dient te hebben voor de maatschappij. Uit citaten wordt duidelijk dat veel met elkaar samenhangt. De belangrijkste elementen die naar voren worden gebracht:

De coronacrisis…

  • … toont de noodzaak van ander of intensiever klimaat- en duurzaamheidsbeleid;
  • … heeft tegenstellingen tussen kansarm en kansrijk doen toenemen en blootgelegd;
  • … toont de kwetsbaarheid van mondiale productieketens;
  • … zet vraagtekens bij de maakbaarheid van onze samenleving;
  • … geeft een herwaardering van de wetenschap;
  • … laat de zwakten van het marktdenken (bijvoorbeeld in zorg of openbaar vervoer) zien;
  • … toont dat de overheid weer meer de (centrale) regie moet nemen;
  • … toont dat de samenleving veerkrachtig en innovatief is;
  • … vraagt om solidariteit en gemeenschapszin (die ook getoond is);
  • … laat zien dat reizen en samenkomsten veel minder nodig zijn, we kunnen ook thuiswerken, met als gevolg versnelling van de digitalisering.

Dit vertaalt zich in een klemmende roep om verandering. Maar liefst zeven op de tien (71%) vinden dat de coronacrisis reden is om dingen structureel anders te doen, een zogenoemde ‘maatschappelijk reset’.
Wat moet er dan fundamenteel anders worden aangepakt? De bestuurlijke elite geeft op deze vraag drie overtuigende antwoorden:

1. de klimaatverandering (72%);
2. de tegenstellingen in de samenleving, polarisatie (67%);
3. inkomensongelijkheid en armoede (57%).

Op posities 4 en 5 zet de elite twee kwesties die met elkaar samenhangen: de manier waarop onze voeding wordt geproduceerd (44%) en het voorkomen van nieuwe pandemieën (40%).

Publiek: voorkom nieuwe pandemieën en klimaatverandering; meer nationaal georiënteerd

Hiermee is de bestuurlijke elite veranderingsgezinder dan de kiezers. Van de Nederlandse bevolking zou de helft een algehele maatschappelijke reset willen. Het publiek geeft nog meer prioriteit aan het voorkomen van pandemieën dan de elite (met 45% het belangrijkste onderwerp) en zet het klimaat op 2 (43%). Daarnaast willen Nederlanders meer aandacht voor nationale kwesties als de woningmarkt (41%) en het bestrijden van criminaliteit (31%) dan de elite. De elite hecht meer belang aan internationale (33%) dan binnenlandse veiligheid (12%), onder de bevolking is dat andersom: 14 procent en 31 procent.

Leden steeds kritischer op de elite: te wit, te gesloten, te weinig nieuwe ideeën

Ondanks het veranderende profiel van de leden is de elite kritischer op zichzelf dan de bestuurlijke elites van 2006, 2010 en 2015. De huidige leden van de elite noemen zich niet progressiever dan voorheen, maar ze hekelen de geslotenheid van ‘de Nederlandse elite’ in sterkere mate. En dan met name op grond van kleur en geslacht: twee kritiekpunten die bij uitstek onder progressieve Nederlanders terug te vinden zijn.
Het idee dat deze elite onvoldoende waardering krijgt, wordt nog door een op drie leden onderschreven. In 2020 was dat de helft.

  • Negen op de tien vinden de elite te wit, voorgaande edities was dat drie kwart tot 80 procent.
  • Acht op tien vinden het te veel een mannenbolwerk. In 2015 was dat 71 procent. Niet alleen vrouwen (91%), ook mannen (80%) vinden dit.
  • Zeven op de tien leden van de elite vinden dat de elite onvoldoende ververst. In 2006 en 2010 vond nog de helft dat, in 2015 was dat 61 procent.
  • Nog slechts 45 procent vindt dat deze elite voldoende open staat voor nieuwe mensen (tien jaar geleden vond 77 procent nog van wel) en nog 53 procent vindt dat deze elite voldoende open staat voor nieuwe ideeën (ook dit was 77 procent in 2010). 
  • Slechts een kwart (27%) is ervan overtuigd dat kwaliteit het enige criterium is om opgenomen te worden in deze elite, dit was tien jaar geleden het dubbele: 49 procent.

Onderzoeksverantwoording

Voor deze rapportage hebben we een enquête uitgezet onder de longlist van 400 meest invloedrijke Nederlanders. Een deel van de vragen hebben we daarnaast ook uitgezet onder een representatieve steekproef van de Nederlandse bevolking (18+).

Bestuurlijke elite
Het onderzoek naar de bestuurlijke elite is uitgevoerd tussen 29 september en 19 oktober 2020. Van de 400 op de longlist hebben er 230 gereageerd, oftewel een respons van 57,5 procent.

Nederlandse bevolking
Dit onderzoek vond plaats van vrijdag 2 oktober tot maandagochtend 5 oktober 2020. Er werkten in totaal 1.001 Nederlanders mee aan dit onderzoek. Deze resultaten zijn gewogen op geslacht, leeftijd, opleiding, regio en stemgedrag bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2017.

Het grootste deel van de deelnemers (927) is afkomstig uit het I&O Research Panel. Daarnaast vulden 74 Nederlanders de vragenlijst in via het panel van PanelClix.

Het rapport zal maandag 14 december beschikbaar zijn.

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Peter Kanne

Senior onderzoeksadviseur

afbeelding

Milan Driessen

Onderzoeker

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.