Beleving van bewoners centraal bij vaststellen leefbaarheid van kleine kernen

Een maatwerkbenadering van leefbaarheidsonderzoek Gemeenten moeten meer ‘gemeenschappen’ worden, waarin mensen zoveel mogelijk vanuit zichzelf werken aan elkaars welzijn en de leefbaarheid van hun omgeving. Dat is tenminste de wens van het kabinet, die een civil society nastreeft. In de West-Friese gemeente Medemblik wordt al sinds 2003 ‘dorpsgericht gewerkt’: ieder jaar krijgt een andere dorpskern […]
06 mei 2009

Een maatwerkbenadering van leefbaarheidsonderzoek

Gemeenten moeten meer ‘gemeenschappen’ worden, waarin mensen zoveel mogelijk vanuit zichzelf werken aan elkaars welzijn en de leefbaarheid van hun omgeving. Dat is tenminste de wens van het kabinet, die een civil society nastreeft. In de West-Friese gemeente Medemblik wordt al sinds 2003 ‘dorpsgericht gewerkt’: ieder jaar krijgt een andere dorpskern de aandacht van de gemeente om de leefbaarheid en burgerparticipatie te vergroten. Een belangrijk onderdeel van dit project is een uitgebreid leefbaarheidsonderzoek. In dit onderzoek is de ‘beleving’ van bewoners het uitgangspunt.

Droesem in de fles

Omgeven door akkers met kool en aardappelen doen Oostwoud en Midwoud, twee aan elkaar gegroeide lintdorpen, aan als een ongestoord eiland. Naast een zwembad, multifunctioneel sport- en horecacentrum, een kerk en een Spar-supermarkt zijn er haast geen voorzieningen. Iemand uit de stad, met minstens alle noodzakelijke voorzieningen op loopafstand houdt het er waarschijnlijk niet lang uit. De Oost- en Midwouders zijn daarentegen trots op de stilte en de vele doorkijkjes naar een wijds landschap. De buurtsuper wordt op handen gedragen. Voor ‘grotere inkopen’ als kleding en meubels gaat men gewoon naar Hoorn of Medemblik. Er wordt een dagje uit van gemaakt.

De dorpsbewoners zouden op hun beurt niet graag willen wonen in de grote stad. Dichter en schrijver Robert Anker beschrijft in zijn boek ‘Negen levens’ de moeizame overgang van zijn geboortedorp Oostwoud, naar zijn huidige woonplaats Amsterdam. Het boek gaat volgens Anker over zijn ziel; ‘begrepen als de droesem in de fles van mijn jeugd waarin alle geuren, smaken, kleuren en geluiden, alle tactiele sensaties zich hebben verzameld om hier weer los te komen door die fles te schudden. Hoop ik. Om weer aanwezig te zijn, om weer gelukkig te worden, om met schokjes te ervaren dat het leven goed is. En om mij er weer eens over te verbazen dat ik afkomstig ben uit een dorpse wereld die geheel van de aardbodem is verdwenen.’

Leefbaarheid van de omgeving

De leefbaarheid van een bepaalde woonomgeving is een subjectief gegeven. Leidelmeijer en Van Kamp leggen uit dat de leefbaarheid of kwaliteit van deze omgeving niet wordt bepaald door de feitelijke, fysieke en sociale kenmerken, maar door de perceptie ervan. Deze perceptie hangt weer af van factoren als persoonlijkheid, de maatschappelijke context, geslacht en leeftijd. Leefbaarheid is op zich niet waarneembaar, er zijn indicatoren nodig om de leefbaarheid van een omgeving vast te stellen. Om het schaalniveau zo dicht mogelijk bij de individuele belevenissen te houden, wordt meestal voor een wijk of dorp gekozen.

Indicatoren voor leefbaarheidsonderzoek

Indicatoren voor het toetsen van een ‘leefbare woonomgeving’ zijn er genoeg. De vraag is welke indicatoren in welk geval het best passen. Het hangt immers van de bewoners af wat als leefbaar wordt beschouwd. In Medemblik is de keuze van de indicatoren zoveel mogelijk bij de bewoners zélf neergelegd. Tijdens een avond in het dorpshuis hebben ruim honderd bewoners van de dorpen positieve en negatieve aspecten van hun huidige woonomgeving geïnventariseerd. Uit deze aspecten zijn door de bewoners belangrijke onderwerpen gekozen, welke in een enquête zijn opgenomen. De enquête, die verspreid is onder alle huishoudens, heeft aangetoond in hoeverre de genoemde onderwerpen gedeeld worden door de meeste bewoners en hoe ze de leefbaarheid van de dorpen beïnvloeden.

Foto-opdracht

Het tweede deel van het onderzoek naar de leefbaarheid in Oostwoud en Midwoud bestond uit een foto-opdracht. Tien dorpsbewoners werden op pad gestuurd met een fotocamera om zaken vast te leggen die volgens hen invloed hebben op de leefbaarheid. Met deze methode wordt als het ware door de ogen van de bewoners gekeken en wordt een sprekend beeld van de ervaren werkelijkheid gecreëerd voor de onderzoeker. Interessant was hoe hier verschillen in perceptie van dezelfde omgevingselementen naar voren kwamen. Een man van negenendertig en een meisje van dertien hadden beiden hetzelfde, mobiele reclamebord gefotografeerd. Op het bord werd reclame gemaakt voor de ‘bierfiets’: een soort rijdende bar, waaraan feestvierders al fietsend bier drinken. De man noemde het bord ‘verrommeling van het openbare gebied’, het meisje schreef bij haar foto ‘bierfiets is wel bruut’.

Levendig onderzoek

Omdat leefbaarheid een subjectief begrip is moet dus rekening gehouden worden met verschillende achtergrondkenmerken van respondenten. Zoals gezegd moet in de keus van indicatoren eerst uitgezocht worden wat de bewoners als elementen van leefbaarheid ervaren. Deze benadering blijkt in de praktijk niet alleen inzicht te geven in de leefbaarheid van een bepaald gebied, maar verlevendigt ook de onderzoeksrapporten en – ook belangrijk – het werk van de onderzoeker en beleidsmaker.

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.