2021: een bewogen jaar in onderzoeken

Twee rode draden hielden de gemoederen in 2021 – en dus I&O Research – bezig: de coronacrisis en de Tweede Kamerverkiezingen. Twee hoofdthema’s die elkaar over en weer beïnvloedden en ook een stempel drukten op (bijna) alle andere kwesties. Maar er was meer! We zetten onze onderzoeken van het afgelopen jaar op een rijtje.
22 december 2021 | Peter Kanne & Gerben Huijgen | #coronacrisis #economie #politiek #verkiezingen #zorg
2021: een bewogen jaar in onderzoeken

2021 was het 25ste bestaansjaar van I&O Research, een bewogen jaar. We zeggen dat we onderzoek doen dat ‘ertoe doet’. Waar bestond dat onderzoek eigenlijk uit, dit jaar?
Twee rode draden hielden de gemoederen – en dus ons – bezig: de coronacrisis en de Tweede Kamerverkiezingen (en daarna de formatie).
Twee hoofdthema’s die elkaar over en weer beïnvloedden en ook een stempel drukten op (bijna) alle andere kwesties. In een advertentie in Binnenlands Bestuur geven we de tijdlijn schematisch weer.
Hier zetten we onze onderzoeken van het afgelopen jaar ook nog graag eens op een rijtje.

Optimisme aan het begin van 2021

Op 6 januari 2021 werd de eerste vaccinatie gezet en dacht Nederland licht aan het einde van de tunnel te zien. Het land is dan nog in lockdown, maar met het vooruitzicht dat straks bijna iedereen gevaccineerd zal zijn, neemt het optimisme toe. Een optimisme dat gepaard gaat met toenemende steun voor de coronamaatregelen van het kabinet. Zo noteerden we op 12 januari in ons maandelijkse onderzoek voor de NOS. Zeven op de tien Nederlanders stonden op dat moment nog achter het coronabeleid. Ondanks de lockdown. En ondanks de pittige consequenties die de maatregelen hadden, bijvoorbeeld voor het gemoed van de jongeren, de detailhandel of doordat mensen werden aangesproken door boa’s en agenten die de coronamaatregelen handhaafden.

Op 15 januari bood het kabinet-Rutte III haar ontslag aan vanwege de Toeslagenaffaire en ging demissionair verder. Misschien konden de kiezers zich nu ongehinderd focussen op de Tweede Kamerverkiezingen. “Van de kiezer mag het beleid linkser en iets minder conservatief”, kopte de Volkskrant op basis van longitudinaal onderzoek (2010-2020). We concludeerden dat de kloof tussen progressief en conservatief Nederland was gegroeid. Aan het einde van 2021 bleek dat de kiezers – grosso modo – zouden krijgen wat ze wilden, maar op een heel andere manier dan je voor de verkiezingen zou verwachten. En inderdaad: met winst voor flankpartijen als JA21, BBB, Volt en BIJ1 en verder verlies voor ‘het midden’ nam ook de verwijdering tussen progressief en conservatief verder toe.

Avondklok en aarzelende campagne

Op 23 januari werd een avondklok ingesteld: tussen 21.00 en 4.30 uur mocht er niemand meer de straat op. Er braken heftige rellen uit – een burgemeester nam zelfs het woord ‘burgeroorlog’ in de mond –  maar uit ons NOS-coronaonderzoek bleek dat een ruime meerderheid begrip had voor de avondklok. Dat men nog maar één gast mocht ontvangen, vonden de meeste mensen lastiger dan dat ze na 21 uur binnen moesten blijven.
Er gingen wel stemmen op de verkiezingen uit te stellen, maar de meeste kiezers vonden dat de Tweede Kamerverkiezingen gewoon door moesten gaan, zo lieten we zien voor en in Op1. Twee procent van de kiesgerechtigden zei uit angst voor besmetting niet te gaan stemmen. Minister Ollongren van BZK besloot dan ook door te zetten. We voorzagen een opkomst van rond de 79 procent, wat het ook werd.

Coronacrisis als versluierende deken

Hoewel we in verschillende onderzoeken toonden dat kiezers wel degelijk inhoudelijke veranderingen wilden – ze vroegen bijvoorbeeld om ambitieuzer klimaatbeleid, meer goede en betaalbare woningen en maakten zich zorgen om de houdbaarheid van het sociale stelsel – lukte het nauwelijks die inhoud dominant te krijgen in de campagne. Oppositiepartijen deden hun best, maar de coronacrisis lag als een versluierende deken over de inhoudelijke thema’s, zo schreven we in ons kiezersonderzoek voor de Volkskrant. De partijen die – in de ogen van de kiezers – konden zorgen voor een stabiel bestuur en die een premierwaardige lijsttrekker in de aanbieding hadden, mochten rekenen op de gunst van de kiezer. En in feite gold die kwalificatie maar voor één partij: de VVD van Mark Rutte.

Kaag gamechanger?

Of toch niet? Terwijl de coronacrisis begin maart bijna zijn eerste verjaardag vierde – en verder zijn tol eiste: toename psychische klachten, helft Nederlanders minder gelukkig, vertrouwen in de overheid gedaald door toeslagenaffaire – begon de verkiezingscampagne enigszins op stoom te komen. Het eerste grote lijsttrekkersdebat (het RTL-debat) leek aanvankelijk weinig in beweging te zetten, maar kon bij nader inzien toch gezien worden als gamechanger. Niet voor de eerste plek, die ging vrij gemakkelijk naar de VVD, maar wel voor de tweede plaats, waar het D66 van Sigrid Kaag mee ging strijken. Kaag werd door kijkers van het RTL-debat als meest overtuigend ervaren, maar Rutte en Hoekstra bleven bij het publiek hangen als degenen die het goed deden. De prestatie van met name Kaag viel in betrekkelijk onvruchtbare bodem, waarschijnlijk doordát er geen winnaar werd uitgeroepen.

Vanaf die periode zagen we D66 echter gestaag groeien in onze zetelpeilingen en de VVD navenant inleveren. In de daarop volgende debatten bleek dat Sigrid Kaag de kiezers het meest overtuigde. Meer mensen zagen in haar een mogelijk betrouwbare minister-president, ook meer kiezers vonden dat zij een ‘goede visie op waar het land naartoe moet’ had en meer mensen vonden haar een ‘echte leider’. Een week voor de Tweede Kamerverkiezingen leek ook de inhoud iets terrein te winnen – urgente electorale kwesties als gezondheidszorg, woningmarkt en klimaat werden belangrijker gevonden, het aanpakken van de coronacrisis iets minder belangrijk – maar het bleek onvoldoende voor de uitdagers en oppositiepartijen om de VVD van de winst af te houden.

Strategische kiezers en versnippering

In onze slotpeiling stelden we: “de VVD gaat met ruime voorsprong de verkiezingen in”. Dat bleek te kloppen en ook verder kwam onze laatste peiling goed overeen met de uitslag. Hoewel we altijd benadrukken dat een peiling geen voorspelling is, is verkiezingsdag ook voor de peilers “dag des oordeels”. Het bleek dat we de trends goed hadden gezien.
Zo zagen we een dalende VVD – met uiteindelijk 33 zetels in onze slotpeiling – het werden er 34. De groei van D66 zagen we goed, al onderschatten we die (19 in onze peiling, het werden er 24). Wat bleek: een deel van de GroenLinks-, PvdA- en SP-kiezers stapte in de laatste dagen over naar D66, zo bleek uit onze nameting. Veel kiezers aan de linkerkant zijn (mede op basis van deze peilinginformatie) strategisch gaan stemmen: ze wilden dat tenminste één links/progressieve partij meedeed om de macht.
De PVV haalde er 17 (19 in onze peiling), CDA 15 (17), beide binnen de marges.
En we zagen de entree van alle nieuwe partijen goed: Volt (4 zetels in onze slotpeiling, 3 daadwerkelijk), JA21 (2, 3), BBB en BIJ1 (beide op 1 gepeild en 1 gehaald). Na de verkiezingen zouden er maar liefst 17 partijen in de Tweede Kamer komen, een ongekende versnippering.
De groei van Forum voor Democratie (van 2 naar 8 zetels) zagen we niet helemaal. We hadden 5 zetels voor FvD in onze slotpeiling. Het zou kunnen dat we de Forum-stem niet helemaal goed gevangen hebben, dat een deel van die kiezersgroep wetenschap, media, instituties en dus ook peilers wantrouwt en niet aan onze peilingen mee wil doen.

Verwarring en dalend vertrouwen

“De VVD stevent af op een eclatante overwinning, dus Ruttes grootste zorgen liggen na 17 maart”, schreef de Volkskrant op 13 maart op basis van ons onderzoek. En al snel bleek hoe waar dit was, al pakte ook dit weer anders uit dan voorzien. In de periode na de verkiezingen volgden de verwarrende gebeurtenissen elkaar snel op. Van de zichtbare notitie van informateur Ollongren (‘functie elders’), een motie van wantrouwen tegen demissionair premier Rutte op 1 april, scherpe kritiek van Kaag op diezelfde Rutte (‘hier scheiden onze wegen’) en aangekondigde versoepelingen op 21 april die bij nader inzien toch maar niet doorgingen. Tot teleurstelling van het Nederlandse volk, dat zich er al op had ingesteld. De steun voor het coronabeleid daalde gestaag: nog 61 procent steunde het beleid van Rutte III. Als gevolg van deze perikelen daalde ook het vertrouwen in Mark Rutte zelf, zonder dat dit overigens gevolgen had voor de positie van de VVD in onze peilingen.
Wel zagen we (in een onderzoek voor NRC) het vertrouwen in de landelijke overheid dalen. “Aan de flanken radicaliseert een deel van de kiezers”, kopte de krant.

Andere maatschappelijke kwesties: geweld tegen journalisten en vrouwen

Terwijl verschillende informateurs (Tjeenk Willink, Mariette Hamer) probeerden de formatiepuzzel te leggen, hielden ook andere kwesties de gemoederen bezig. Zo zagen we dat het vaccineren– een belangrijke pijler onder het coronabeleid – weliswaar op gang kwam, maar dat na verontrustende geluiden over AstraZeneca veel mensen dit vaccin niet meer wilden. In lijn met de polarisatie rondom avondklok en het al dan niet vaccineren ontdekten we voor PersVeilig (NVJ, Genootschap van Hoofdredacteuren, politie en OM) dat het geweld tegen journalisten in twee jaar tijd flink was toegenomen. Uit ons onderzoek voor Amnesty International bleek dat één op tien vrouwelijke studenten tijdens studietijd verkracht is. En in meerdere onderzoeken zagen we dat corona de mensen psychisch geen goed deed, bijvoorbeeld de “Gezondheidsmonitor Volwassenen en Ouderen” (i.o.v. GGD’en, RIVM en CBS) waaruit bleek dat het risico op een angststoornis of depressie onder jongvolwassenen in 2020 was toegenomen, waarbij een relatie met de COVID-19-pandemie en bijbehorende maatregelen waarschijnlijk leek.

Positieve berichten

Positieve berichten waren er ook. Nadat eind april de avondklok was opgeheven en de terrassen weer open mochten, ontstond onder de Nederlandse bevolking een gevoel van bevrijding. Ze stonden even massaal achter de versoepelingen en begonnen zich minder aan de coronamaatregelen te houden.
Nog meer lucht kwam er uit een andere hoek: acht op tien gemeenten werken aan een rookvrije omgeving, zodat kinderen en jongeren niet aan de sigaret gaan.

Sociaal domein en mantelzorg: er gaat ook veel goed

Onze onderzoeken over het sociale domein – die we vaak uitvoeren voor individuele gemeentenkennisinstituten en zorgaanbieders – halen niet altijd het landelijke nieuws, maar laten zien dat er veel onderliggend leed is, maar ook dat er heel wat gebeurt in Nederland dat goed gaat en mensen ondersteunt.
Zo bleek uit de cliëntervaringsonderzoeken (ceo’s) Wmo en Jeugd die I&O Research al vijf jaar uitvoert, dat de meeste burgers de toegang naar Wmo-ondersteuning steeds beter weten te vinden. En we lieten zien dat de coronacrisis weliswaar zwaar was voor mantelzorgers en zorgvragers, maar ook dat een deel van hen het gevoel heeft dat er door corona meer aandacht kwam voor hulp geven aan anderen en dat mensen meer klaar stonden voor anderen, helemaal als er hulp of zorg nodig was.

Basis voor beleid: dataverzameling bij grote onderzoeken

Naast onze onderzoeken die worden opgepikt door de media voerden we dit jaar voor een aantal grote onderzoeken de dataverzameling uit. Ook daar ging het vaak om de effecten van corona. Denk aan het Nationaal Kiezersonderzoek. Of het Koopstromenonderzoek in de Randstad waarbij we in beeld brengen hoe de detailhandel functioneert en de opmars van online bestellen door corona wordt versneld. De Veiligheidsmonitor (voor CBS en het ministerie van J&V) is dé basis voor veiligheidsbeleid, zowel landelijk als lokaal In de Nemesis-studie verzamelen we op wetenschappelijke basis hoe het gesteld is met onze psychische gezondheid. Voor 26 GGD’s en het RIVM brachten we met de Corona Jeugdmonitor in beeld hoe jongeren zich voelen, zowel mentaal als fysiek. In onze werkgelegenheidsonderzoeken voor provincies maken we inzichtelijk welke sectoren door corona worden getroffen, en welke er juist van profiteren. De European Social Survey brengt in beeld hoe we tegen de overheid en de maatschappij aankijken.

Klimaat, stikstof, veehouders, kernenergie

Een ander regelmatig terugkerend thema in onze onderzoekspraktijk (in 2021 en daarvoor) is duurzaamheid en het klimaat. Over het klimaat zijn Nederlanders de afgelopen jaren anders gaan denken. De zorgen over klimaatverandering namen toe en het onderwerp werd een belangrijker electoraal onderwerp. Sinds begin 2019 zien we bovendien dat het onderwerp politiek polariseert: niet langer is iedereen voor klimaatmaatregelen; Forum voor Democratie zette het actief in om zich af te zetten tegen klimaatmaatregelen. De Boer Burger Beweging nam het op voor boeren en platteland en haalde er een Kamerzetel mee.

De meerderheid van de kiezers wil die klimaatmaatregelen echter wel. Eind 2020 zagen we al dat het onderwerp ‘duurzaamheid/klimaat/milieu’ in de top drie electorale onderwerpen voor de Nederlandse kiezers stond, dit bleef zo tot maart 2021. Ruim de helft van de Nederlandse kiezers gaf in november 2020 aan dat een volgend kabinet meer zou moeten doen om de uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan dan het kabinet-Rutte III. Eind 2021 vindt twee derde dat het nieuwe kabinet (Rutte IV) meer moet doen dan het vorige. Nederlanders bleken teleurgesteld over de klimaattop in Glasgow: slechts 16 procent denkt dat de afspraken die hier gemaakt zijn, voldoende zullen zijn om de klimaatdoelen te halen.
Overigens wijzen niet alle onderzoeken alleen maar richting wind- en zonne-energie. Voor JA21 onderzochten we het draagvlak voor kernenergie, dat weliswaar minder populair is dan energie uit wind, zon, water of aarde, maar per saldo meer voorstanders dan tegenstanders kent.  

In een reeks voor Binnenlands Bestuur getiteld “Stad & ommeland” zagen we dat over duurzaamheid en klimaat anders wordt gedacht in de stad dan in het ommeland (niet-stedelijke gebieden). Ommelanders maken zich over het algemeen (iets) minder zorgen om uitstoot van broeikasgassen, klimaatverandering en de effecten hiervan op het milieu dan stedelingen. Hoewel zowel inwoners van stad als ommeland redelijk positief staan tegenover de aanwezigheid van zonnepaneelvelden en windmolens, zijn mensen uit de stad hier positiever over dan ommelanders. Het ommeland ervaart dan ook meer hinder en overlast van windmolens dan mensen uit stedelijke gebieden. Toch slaat de stemming bij zowel stedelingen als ommelanders om bij het idee dat er meer windmolens in de buurt zouden worden geplaatst. Plattelandsbewoners staan ook vaker achter de stikstofprotesten van de boeren dan stedelingen.

Hoe staan de boeren er eigenlijk zelf in, wilde de Volkskrant weten. We zien op gezette tijden boeren op trekkers naar Den Haag trekken en horen ferme uitspraken van Farmers Defence Force of Agractie, maar vertegenwoordigen zij de gemiddelde boer? We vroegen het bijna duizend veehouders en het bleek dat de opvattingen van FDF in sterke mate overeenkwamen met die van de boeren. De boeren stemmen ook nauwelijks nog op middenpartijen als CDA of VVD, maar massaal op de Boer Burger Beweging.
Veeboeren voelen zich onbegrepen en in het nauw gedrukt. Ze vinden dat zij al genoeg hebben geïnvesteerd om tegemoet te komen aan klimaat- en stikstofeisen. In hun ogen wordt de veehouderij – in vergelijking met bijvoorbeeld de industrie en de luchtvaart – onevenredig belast. De boeren hebben geen enkel vertrouwen in de overheid. Ook het RIVM wordt sterk gewantrouwd. Het vertrouwen in belangenorganisaties als Farmers Defence Force, Agractie en LTO Nederland is groot.
Wel overschatten de boeren de steun onder de Nederlandse bevolking. Zo vindt slechts 12 procent van de veeboeren dat de veestapel moet inkrimpen, terwijl de helft (50%) van de burgers het eens is met de stelling “De Nederlandse veestapel moet krimpen”.
Ondanks de sceptische houding tegenover de overheid en krimp van de veestapel bleek dat zo’n vier op tien veehouders niet volledig afwijzend staan tegenover uitkoop. Als voorwaarde stellen ze dat ze financieel ruimhartig gecompenseerd worden. Al hebben ze er weinig vertrouwen in dat de overheid haar afspraken ook echt gaat nakomen.

Het land gaat open, dicht, open en dicht

Verder met de coronacrisis. Eind juni mag bijna alles weer. De horeca gaat open, evenementen kunnen doorgaan, jongeren mogen “dansen met Janssen”, aldus minister De Jonge. Het wordt een fiasco. De besmettingen nemen weer snel toe, de versoepelingen worden weer teruggedraaid en premier Rutte biedt zijn excuses aan. Uit onze maandelijkse corona-peilingen voor de NOS blijkt dat ruim de helft van de Nederlanders het ‘onverantwoord’ vond van de regering dat coronamaatregelen zo snel zijn versoepeld. Het corona-gerelateerde vertrouwen in personen en organisaties blijkt flink te zijn gedaald.
Drie maanden later gaat het land alsnog open. Op 25 september wordt het einde van de anderhalvemetersamenleving afgekondigd. Wel wordt een coronatoegangsbewijs – met QR-code – verplicht in horeca en zalen. Hoewel een meerderheid van de Nederlanders de versoepelingen steunt, neemt de vrees voor een coronakloof toe. Een ruime meerderheid – ook van de gevaccineerden – vindt dat wel of niet vaccineren een vrije keuze moet zijn. Toch staan gevaccineerden achter de coronapas die in feite de vrijheid van niet-gevaccineerden inperkt. Dat voelen niet-gevaccineerden als belastend en onrechtvaardig. Acht op tien ongevaccineerden voelen vaccinatiedwang.

QR-code niet goed gecheckt; 2G niet populair; steun coronabeleid daalt fors

Het coronatoegangsbewijs raakt snel ingeburgerd, het verschaft de meeste mensen de vrijheid waar ze zo naar verlangd hebben. Echter: uit ons onderzoek voor de NOS blijkt – midden oktober – dat de QR-code in één op drie gevallen niet wordt gecheckt. Demissionair minister Grapperhaus reageert een dag later bij de NOS: ondernemers moeten van hem het checken van het coronatoegangsbewijs serieus gaan nemen. De discussie verplaatst zich naar 2G: het systeem waarin alleen gevaccineerden en genezen toegang krijgen. Een nipte meerderheid (55%) steunt het 2G-principe, maar een substantiële minderheid (31%) niet.
Ondertussen lopen de besmettingen weer op en de ziekenhuizen vol. Half november moeten de niet-essentiële winkels om 18 uur en horeca en supermarkten om 20 uur weer dicht. De steun voor het coronabeleid van het demissionaire kabinet neemt fors af, voor het eerst staan meer mensen er niet achter (57%) dan wel (42%). De daling in steun is volledig te verklaren doordat gevaccineerden nu veel minder achter het coronabeleid staan. Het begrip van gevaccineerden voor niet-gevaccineerden neemt af, gevaccineerden zijn in sterkere mate voor maatregelen die niet-gevaccineerden thuishouden, zoals 2G.
In sommige Europese landen wordt een vaccinatieplicht ingevoerd, maar daar is in Nederland geen meerderheid voor (36 procent is voor, 43 procent is tegen, de rest antwoordt neutraal of weet het niet). Het gevoel van saamhorigheid is flink gedaald. Nog maar 12 procent is het eens met de stelling: ‘Door deze crisis ervaar ik meer saamhorigheid om mij heen’. Aan het begin van de crisis was dat 54 procent.
Op zaterdag 18 december maakt premier Rutte bekend dat het land opnieuw in een lockdown gaat.

Regeerakkoord: krijgen de kiezers wat ze wilden?  

Even daarvoor, op woensdag 15 december, werd dan eindelijk het regeerakkoord van het kabinet-Rutte IV gepresenteerd: “Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst”. Het is Rutte, Kaag, Hoekstra en Segers dan toch gelukt gezamenlijk te komen met plannen voor de komende vier jaar. Een ambitieus regeerakkoord, waarin heel veel geld wordt uitgetrokken voor een CO2-reductie van 55 procent in 2030 – ambitieuzer dan de Europese plannen – het stimuleren van de woningbouw, het tegengaan van kansenongelijkheid, de verhoging van het minimumloon. De overheid wordt versterkt, de markt krijgt minder vrij spel. Er wordt ingezet op herstel van vertrouwen, een overheid met een menselijker gezicht dan we de afgelopen tien jaar hebben gezien.
Een linkser en minder conservatief beleid, zoals aan het begin van deze terugblik gezegd: de kiezers krijgen op papier – en grosso modo – wat ze wilden. Zonder dat dit in de verkiezingsstrijd zo is uitgevochten.
En op een moment dat de tevredenheid met het vorige kabinet – bestaande uit dezelfde partijen: VVD, D66, CDA en ChristenUnie – op het laagste niveau ooit ligt en drie van de vier coalitiepartijen op (fors) verlies staan ten opzichte van maart dit jaar in onze decemberpeiling. Met zelfs de VVD op een verlies van 5 zetels.

We blijven het in 2022 vanzelfsprekend volgen: met onderzoek dat ertoe doet dankzij de grote betrokkenheid van onze medewerkers en met het vertrouwen van onze opdrachtgevers en (media-)partners.
Waarvoor dank!

We vertellen u graag nog veel meer over Ipsos I&O.


Neem contact op

afbeelding

Peter Kanne

Senior onderzoeksadviseur

afbeelding

Gerben Huijgen

Algemeen directeur

Willen weten...
Herkent u zich daarin? Schrijf u in voor onze nieuwsbrief

  • Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.